Team op Maat: snel schakelen bij problemen

Basisschool De Zuidwester, in het hart van de Tilburgse wijk Korvel, worstelde lange tijd met de onevenwichtige opbouw van de wijk en met de complexe problematiek bij een aantal gezinnen in de wijk, die ook de school ‘in komt’. De eerste Smart Start-pilot leidde onder meer tot de ontwikkeling van Team op Maat: een intern begeleidingsteam, met mensen van binnen en buiten de school, dat snel kan schakelen zodra zich problemen voordoen bij kinderen. En dat risico’s op problemen herkent, zodat zij kunnen helpen om erger worden te voorkomen. Hoe zijn de eerste ervaringen van en met dit team? En: hoe ziet de gedroomde toekomst van de school en het team eruit?

Uit de wijktoets Tilburg blijkt dat een gedeelte van de bewoners van de Tilburgse wijk Korvel veel uitdagingen kent. Zo is het percentage bewoners onder de armoedegrens hoger dan gemiddeld, kent de wijk relatief veel bijstandsgerechtigden, zijn er veel echtscheidingen én kampt de wijk met verslavingsproblematiek. Een combinatie van deze risicofactoren kan bij kinderen leiden tot complexe problemen en achterstanden.

Dat merken ze ook op De Zuidwester, een echte buurtschool. Door deze problemen was de balans tussen didaktiek en pedagogiek soms zoek, schetst Intern Begeleider Claire Schilte, die zelf jarenlang voor de klas stond. “Je voelt je als leerkracht machteloos als je afhankelijk bent van hulpverleners om het kind verder te helpen. Zeker als het lang duurt voordat er wordt ingegrepen; er zaten veel schakels tussen mij als leerkracht en de hulpverlening, waardoor het een tijd duurde voordat er werd doorgepakt. We waren op een gegeven moment zoveel bezig met problematiek bij leerlingen, dat het onderwijs in de knel kwam. Erg jammer, want met gerichte hulp zouden de meeste kinderen veel verder kunnen komen.” Volgens schooldirecteur Andy de Graaf hebben leerkrachten zeker wel de expertise om kinderen met problemen te helpen. “Maar de problematiek was en is hier vaak gewoon te groot en complex voor mensen die zich vooral met onderwijs bezig zouden moeten houden.”

Gespecialiseerd team

In 2018 vond op De Zuidwester, juist vanwege het specifieke profiel van de wijk en de school, de eerste Smart Start-pilot plaats. Na interviews met ouders, leerkrachten en partners in de wijk luidde de conclusie dat er meer expertise voor kinderen en gezinnen beschikbaar zou moeten zijn. Dat leidde uiteindelijk tot de ontwikkeling van het Team op Maat, waarin – naast Claire – ook gedragscoach Christel Heeren (Sterk Huis) en Medewerker complexe jeugd Marleen Heijmans (Toegang Tilburg) werken.

Volgens Christel kreeg het Team op Maat meer vorm tijdens de Design Thinking-sessies in het kader van Smart Start (eind 2018), maar waren er al eerder plannen voor een soortgelijke aanpak. “We wilden af van die situatie waarin de school voortdurend brandjes aan het blussen was. Al snel realiseerden we ons dat een gespecialiseerd team uitkomst zou kunnen bieden; met teamleden die het speelveld kennen, snel schakelen met ouders en andere professionals en die meteen dóór kunnen pakken. Vanuit de gemeente kregen we de ruimte om zo’n team op te zetten. ‘Kijk maar wat nodig is om ervoor te zorgen dat het voor de kinderen, en ook voor de leerkrachten rustig wordt’, was de opdracht.”

Opluchting

Het Team op Maat komt met grote regelmaat bijeen. Marleen vertelt hoe een leerkracht signaleerde dat een kind in de klas zich enorm verantwoordelijk voelde voor een ander kind binnen het gezin, met wie het helemaal niet goed ging en dat suïcidaal was. “De ouders waren overbelast en daardoor niet goed bij machte om met de complexe problematiek om te gaan, en ook de gezinstherapeut had het gevoel dat dit haar pet te boven ging. Met als gevolg dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op het gezinslid deels bij het kind kwam te liggen. Dat was voor het kind natuurlijk een veel te grote last om te dragen; de situatie thuis bleek voor beide kinderen onveilig.” Door snel optreden van het Team op Maat werd er uiteindelijk een spoedplaatsing geregeld, blikt Marleen terug. “Met beide kinderen gaat het inmiddels stukken beter, er is in korte tijd meer rust gecreëerd, met onder andere passende behandeling. Ook voor ons was dat een behoorlijk opluchting.”

Argwaan

Het is volgens Andy maar één geslaagd voorbeeld van hoe er, sneller dan voorheen, kan worden geschakeld. “Door de korte lijnen met de hulpverleningsorganisaties is er een enorme vertrouwensband ontstaan. Dat bereik je niet als iemand ver weg achter een bureau zit. Wat het soms wel lastig maakt, is de argwaan die veel ouders nog koesteren richting allerlei instanties. Tegelijkertijd missen ze vaak het zelfvertrouwen en de empowerment om op een goede manier voor zichzelf en hun kind op te komen.” Ook Claire bespeurde in het begin behoorlijk wat argwaan richting de hulpverlening en ook het Team op Maat. “Dat vertrouwen is écht gegroeid. Nu vinden ouders het fijn als Christel video-hometraining geeft en bij hen thuis komt filmen, zodat ze die beelden later samen terug kunnen kijken. “Het is belangrijk dat we ouders meenemen in het proces, want met elkaar kunnen we het kind het beste helpen.” 

De school voelt vaak al snel aan of een kind iets extra’s nodig heeft, vult Christel aan. “Wanneer het kind extra ondersteuning nodig heeft, kan het meer tijd kosten om ouders in dit proces mee te nemen. Uiteindelijk moeten ouders zélf tot de conclusie komen dat verdere hulp nodig is – en dat is vaak lastig als er echt flinke problematiek onder zit. Het is dan goed zoeken naar de balans tussen het tempo van de school en het tempo van de ouders. Hoe geef je beide partijen het gevoel dat hun inbreng belangrijk is?” Waar Christel in het begin 8 uur aanwezig was op school en soms moest ‘zoeken’ naar haar ingangen, zitten haar huidige 12 uur op school inmiddels standaard ‘propvol’. “We weten elkaar als team steeds beter te vinden. Ook ga ik steeds meer outreachend te werk binnen de school: door informele gesprekken met leerkrachten en ouders.”

Vertrouwensband

Uit onderzoek blijkt dat kinderen zich beter ontwikkelen als school en ouders goed samenwerken, vertelt onderwijskundig teamleider Karlijn Dankers van De Zuidwester. “Je wil voorkomen dat je alleen contact hebt met ouders als het niet goed gaat met hun kind of als ze niet tevreden zijn over school. Want in die situatie loop je het risico dat ouders en school tegenover elkaar komen te staan, terwijl je juist graag met ze samen wil werken in het belang van het kind. Daarom is er bij ons op school een start gemaakt met ouderbetrokkenheid 3.0, waarbij we vanaf het begin investeren in de relatie met ouders. Bij rondleidingen voor ouders benadruk ik ook altijd dat we werken volgens het ‘all-in-concept’: dat we korte lijnen hebben met alle betrokken partijen, zoals de VVE, de gezonde-schoolspecialist, het consultatiebureau en de wijkagent. Dat we het belangrijk vinden dat de school en de wijk elkaar versterken en de drempels naar elkaar toe verdwijnen. De afgelopen jaren werden onze grenzen enorm opgerekt; te vaak kwamen we als school op de stoel van hulpverlener terecht. Vaak bleek elkaar kennen het verschil te maken. Nu kunnen we snel schakelen op het moment dat er zorgen zijn.”

Spil in de wijk

Waar staan De Zuidwester en het Team op Maat over vijf jaar? Claire hoopt vooral dat het dan nog vanzelfsprekender is geworden dat verschillende partners in- en uitlopen en gedeelde verantwoordelijkheid dragen. “In de designsessies van Smart Start is dit als een tweede ambitie naast het Team op Maat genoemd. Nu het Team op Maat goed draait, gaan we met dit tweede idee aan de slag: het all-in concept. Neem de wijkagent: daar heb ik nu al een kort lijntje mee. Zeker in deze wijk moet je samen optrekken; als wij weten hoe kinderen de school binnenkomen, kunnen we daar op anticiperen. Samen met alle partners streven we ernaar om kinderen optimaal in beeld te hebben. En verder zou het mooi zijn als we partijen als de politie en de GGD ook eens op leuke en informatieve momenten in onze school kunnen ontvangen.”

Ook Karlijn hoopt dat de school de komende jaren uitgroeit tot de ‘spil in de wijk’. “Een laagdrempelige plek, waar bijvoorbeeld ook de GGD af en toe binnenloopt om voorlichtingsochtenden te verzorgen. En waar ouders geen angst meer kennen om veroordeeld te worden, maar het gevoel hebben: we doen het samen.” De basis voor gerichte ondersteuning ligt er nu, stelt Christel. “Nu moet het nog normaler worden dat kinderen die zorg gaan krijgen, als die nodig is. Dat de wijk meer de school in komt en de school meer de wijk in gaat. En dat de ouders daar vanzelfsprekend een belangrijke rol in hebben, nóg meer dan nu.”

Preventie

Een belangrijk doel van Smart Start is preventie. Andy zou graag zien dat dat de komende jaren meer aandacht krijgt, zowel van het Team op Maat als van het praktiseren van het all-in-concept. De effectmeting die dit schooljaar loopt, met onder andere gesprekken met ouders, leerkrachten en professionals zal daar extra handvatten voor geven, is de verwachting. “In deze coronatijd is het fysieke overleg tussen ons en partijen als ContourdeTwern, de politie en woningbouwverenigingen helaas opgeschort, al kunnen we nog altijd snel schakelen via een groepsapp. In de toekomst hopen we, nog meer dan nu, te kunnen voorkómen dat problemen escaleren.”

Ook Marleen hoopt dat het team erin slaagt om meer te doen aan preventie. “De aandacht gaat nog vaak naar kinderen met de grootste ondersteuningsbehoefte die snel iets nodig hebben. Daar kunnen we nu steeds beter in voorzien. Nu is het zaak om ook in het traject daarvóór al meer te doen.” Meer aandacht voor preventie zorgt ervoor dat leerkrachten nóg meer dan nu vooral aan onderwijs toekomen, benadrukt Karlijn. “Dan kunnen we als school weer doen waar we goed in zijn: kinderen zo goed mogelijk toerusten voor een kansrijke plek in de samenleving.”

City Deal Tilburg challenge: Ieder kind een goede start

Vanaf 27 november organiseert City Deal Tilburg de challenge “Ieder kind een goede start”. Binnen de City Deal Tilburg werken de Gemeente Tilburg, Fontys Hogescholen en Tilburg University samen met als doel om tot een gezamenlijke analyse rondom maatschappelijke opgaven te komen middels wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek. Deze kunnen vervolgens vertaald worden naar ‘best practices’. Hierbij worden studenten en onderzoekers uit beide kennisinstellingen ingezet.

Sociale opgaven rondom leefbaarheid, armoede, schulden, werkeloosheid, samenleven, jeugd, ouderen en eenzaamheid zijn vraagstukken die bekend zijn in diverse Tilburgse wijken. Daarbij worden diverse vormen van ‘sociaal innovatieve wijkaanpak’ in Tilburg toegepast. Voor deze Citydeal is gekozen om focus aan te brengen op “Ieder kind een goede start/toekomst” (leeftijdscategorie van 0-16 jaar).

Smart Start is één van de deelnemers aan de Challenge. Een van de centrale uitdagingen in de Challenge wordt namelijk het tegengaan van kansenongelijkheid in het Tilburgse onderwijs: ‘Ontwikkel een instrumentarium of aanpak waarmee we voorkomen dat kinderen in het Tilburgse onderwijs met een achterstand starten’. Studenten en professionals gaan onder begeleiding van Hackathon Masters op diverse momenten online aan de slag om oplossingen voor dit vraagstuk te bedenken.

De City Deal Tilburg Challenge is een innovatieproject gericht op het scheppen van gelijke kansen voor kinderen. Wij dagen jou uit om concrete oplossingen te bedenken. Doe je mee? Je kunt je nog inschrijven! Kijk voor meer informatie op: www.citydealtilburgchallenge.nl

Studenten Pedagogiek versterken Smart Start

studenten versterken Smart start

Bij Smart Start werken we doorlopend met studenten. Dit najaar start een samenwerking met de Tilburgse Citydeal, met studenten Fontys en TiU, en ook bereiden we met de universiteit twee I-labs samen voor. Maar we beginnen met zes eerstejaars Pedagogiek van Fontys. In twee groepen gaan zij aan de slag voor de pilots Onderwijs Tilburg, De Zuidwester en Voorkomen kindarmoede in Gilze en Rijen. In laatstgenoemde gemeente doen zij onderzoek onder kinderen. Daarnaast zetten zij zich in voor het programma Smart Start.

Hier stellen zij zich alvast kort voor: “Wij zijn Ashley, Sanne Rubinah, Nikki, Pien, Sanne en Naomi; zes enthousiaste en gemotiveerde eerstejaars Pedagogiek studenten van Fontys Hogeschool Tilburg. Wat wij als team gaan doen is voornamelijk onderzoek en Smart Start ondersteunen in hun doel en helpen met vraagstukken. Dit sluit mooi aan bij onze pedagogische doelen. Wij geloven in het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen en de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties. Smart Start werkt vanuit het perspectief van preventie en dat is een mooi streven waar wij graag ons steentje aan bij willen dragen! Wij zijn blij dat wij deel uit mogen maken van dit bijzondere programma!”

Verplaatsen inspiratiesessie Smart Start

Tot onze spijt hebben we moeten besluiten de inspiratiesessie Smart Start van 13 oktober te verplaatsen. We hadden inmiddels 80 aanmeldingen. De belangstelling is dus groot! De sessie gaat er dan ook zeker komen. Fysiek in 2021, maar achter de schermen zijn we bezig met een online vorm van de inspiratie sessie. Hierover binnenkort meer. Houd onze website en socials goed in de gaten.

Nieuwsgierig naar de vorige inspiratiesessie? Klik hier voor een terugblik

Maatjes gaan in Gilze en Rijen jonge ouders met financiële problemen helpen

Maatjes gaan in Gilze en Rijen jonge ouders met financiële problemen helpen

‘Armoede gaat in je hoofd zitten’

Opgroeien in armoede heeft een enorme impact op de gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen, het effect kan zelfs generaties lang doorwerken. Vandaar dat in Gilze en Rijen voor jonge (vaak alleenstaande) ouders met financiële problemen in Gilze en Rijen ‘duo-hulp’ wordt ontwikkeld.  Van iemand die ooit in hetzelfde schuitje zat. “Arm zijn is veel meer dan het niet-hebben van spullen. De overtuiging dat bepaalde dingen voor jou niet zijn weggelegd, gaat in je hoofd zitten.”

Drie keer per week soep en een boterham als avondeten is het ergste niet. Nooit eens op vakantie gaan evenmin. Wat volgens kinderen wél echt rot is aan armoede, is dat je ouders door hun constante geldzorgen geen aandacht voor je hebben. Dus val je ze maar niet lastig met je kapotte broek, of je schoolproblemen. Voor onderzoeker Bernadette Janssen (Academische Werkplaats Jeugd en Sterk Huis) is het aanpakken van eventuele armoede dan ook altijd onderdeel van de oplossing bij gezinnen met opvoedproblemen. “Als je niet weet of je je kinderen ’s avonds iets te eten kunt geven, of als je bang bent om uit huis gezet te worden, dan sta je constant onder spanning. Ruimte om je kind te helpen bij zijn huiswerk, of even een spelletje te doen, is er dan niet. Kinderen voelen dat haarfijn aan. Die denken: er zijn zaken die belangrijker zijn dan ik. Die overtuiging is funest voor hun eigenwaarde. En die spanningen in het gezin leiden vaak tot andere problemen, soms zelfs tot onmacht, frustraties en onveiligheid. Als je wilt dat deze kinderen later hun kansen kunnen pakken, moet je daar nú iets aan doen.”

Anderen hebben wel geluk

Ook Lenneke Hendriks, beleidsadviseur sociaal domein voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen (ABG) – en projectleider van Smart Start in Gilze en Rijen – herkent het verwoestende effect van armoede op kinderen. “Natuurlijk is het prachtig dat er potjes zijn om ze een laptop of fiets te geven, als daar thuis geen geld voor is. Maar dat zijn slechts doekjes voor het bloeden. Het echte probleem van armoede is dat deze kinderen gaan geloven dat anderen nou eenmaal meer geluk hebben. Die overtuiging staat alle kansen op een succesvolle toekomst in de weg.”

Wethouder Aletta van der Veen van Gilze en Rijen wilde graag ontdekken of data-analyse kan helpen om problemen eerder te ontdekken. “Daarop besloten we binnen Smart Start een pilot te starten. Het idee was om bij alle partners geanonimiseerd gegevens over hun cliënten op te halen en die te koppelen, maar het bleek te ingewikkeld om ze te objectiveren en kwantificeren. Daarom hebben we uiteindelijk microdata ingekocht bij het CBS”, vertelt Lenneke. Uit deze data bleek onder andere dat een groot deel van de klanten van de Voedselbank in de gemeente bestaat uit een eenoudergezinnen of een eenpersoonshuishoudens. Opvallend was ook dat meer dan de helft van de volwassen klanten al voor zijn 25e kinderen had. “Daar konden we wat mee, samen met de kennis uit de onderzoeken naar effecten van armoede onder kinderen.”

Als ik het kan, kan jij het ook

In de designsessies die volgden, de volgende stap in Smart Start-pilots, ontstond het idee om met jonge gezinnen aan de slag te gaan. De groep meedenkers, met ook twee moeders die nauwelijks rondkomen en gebruik moeten maken van de Voedselbank, ontwikkelde een plan voor duo-hulp: een maatje met dezelfde ervaring wordt gekoppeld aan een jonge ouder met (dreigende) geldproblemen. “Centraal staat de overtuiging dat mensen perspectief nodig hebben om uit de problemen te komen. Of te voorkomen dat die problemen groter worden. Iemand die zelf zijn geldzorgen heeft overwonnen, herkent alle valkuilen en emoties, maar biedt ook hoop: als ik het kan, kan jij het ook. Dat helpt vaak veel meer dan wijzen met het vingertje en de regie overnemen.” 

Weg met dat taboe

De inzet van deze ervaringsdeskundigheid vormt een aanvulling op de inzet van hulpverleners. “We willen deze maatjes een opleiding aanbieden, zodat ze leren hun eigen ervaring op een professionele manier in te zetten om anderen te helpen. Het zou goed zijn als hier op landelijk niveau iets voor werd geregeld”, vindt Lenneke. Volgens haar is er zeker animo voor. “Veel mensen die zelf uit de geldzorgen zijn, willen het taboe doorbreken want hoe eerder mensen hulp vragen, hoe beter. Daarmee voorkomen mensen zelf dat andere problemen ontstaan of heel groot worden. Wat dat betreft helpt corona daar wel bij: er zitten nu zoveel mensen in de knel, dat niemand zich meer hoeft te schamen.”

Lenneke hoopt dit jaar nog te starten met het werven van maatjes die ervaringen hebben en kunnen delen. Als ze zijn opgeleid, zouden ze volgend jaar aan de slag moeten kunnen. “In januari gaan we ook meer doen aan vroegsignalering van betalingsachterstanden. Duo-hulp krijgt wat ons betreft een plek binnen onze diensten voor inwoners, en is geen losstaand project. Bij eerste betalingsachterstanden kunnen we direct een maatje inschakelen; hoe eerder, hoe beter. Natuurlijk worden ook de data niet vergeten: bij de start doen we een nulmeting, na zo’n zes en twaalf maanden volgen effectmetingen.”

Al is het er maar ééntje

Zowel Bernadette als Lenneke hopen dat deze hulp voor kinderen een verschil zal maken. Bernadette: “Kinderen die ik bij Sterk Huis jaren geleden als kleuter in de groep had, zie ik nu als moeder terug. Dat raakt me. Het zou zo mooi zijn als het ons lukt om die cirkel te doorbreken, omdat ouders én kinderen gaan geloven in die stap vooruit.” Die hoop drijft ook Lenneke. “Vroeger hoorde ik een jongerenwerker eens zeggen: ‘Als er maar ééntje ziet dat hij een keuze heeft, dan heeft mijn werk zin gehad.’ Dat ben ik nooit vergeten.”

Data in de zorg: een goed idee?

‘Neem onderbuikgevoelens vooral serieus’

Het programma Smart Start ontwikkelt oplossingen voor sociale vraagstukken, op basis van data, kennis en design thinking (zie kader onderaan). Het gebruik van data in het sociaal domein, zeker in relatie tot kinderen: bij veel mensen roept het nog altijd een angstbeeld op van stigmatisering en privacyschendingen. Een terechte zorg? Of is de angst voor deze vorm van data overtrokken? We vroegen het twee deskundigen: een data scientist en een zorgethicus.

Schending van privacy, stigmatisering, profiling: Patricia Prüfer, hoofd Data Science van Centerdata in Tilburg (een van de partners binnen Smart Start), kent de bezwaren tegen het gebruik van data in de zorg maar al te goed. “En ik snáp dat op zich ook; als je hoort dat we op basis van data en algoritmes gaan kijken naar zware onderwerpen als uithuisplaatsing en verwaarlozing, dan zou je al snel kunnen concluderen dat we stempeltjes gaan zetten op individuele gezinnen en kinderen.”

Strenge regels

Niets is echter minder waar, benadrukt Prüfer. “Om maar meteen even de techniek in te duiken: binnen Smart Start werken we inderdaad met data op persoonsniveau. Maar: deze zogenoemde ‘microdata’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn áltijd gepseudonimiseerd, wat wil zeggen dat ze onder geen enkele voorwaarde zijn te herleiden tot individuele personen. Het gebruik van deze microdata is sowieso aan strenge regels gebonden. Je kunt niet zomaar alles opvragen; je krijgt pas de beschikking over microdata als je een onderbouwd voorstel kunt indienen over waarom en hoe je deze gegevens wilt gebruiken. Bovendien moet je als indienende instantie beschikken over een machtiging. Als gerenommeerd onderzoeksinstituut heeft Centerdata zo’n machtiging, die óók weer gebonden is aan strenge voorwaarden en eisen op het gebied van veiligheid en privacy.”

Ook de analyse op deze data mag niet worden ‘gedraaid’ op persoonsniveau, schetst Prüfer. “De data-analyse mag alleen plaatsvinden op bijvoorbeeld wijk- of buurtniveau. Door de data op deze manier te analyseren, krijgen we meer zicht op de risicofactoren die in combinatie zouden kunnen leiden tot een ‘giftige cocktail’ van problemen. Die kennis gebruiken we vervolgens om te komen tot collectief, preventief beleid.”

Onderbuikgevoelens

Het gebruik van data in de zorg is nog een vrij onontgonnen gebied, schetst zorgethicus Job Tamminga. “Om te beginnen: veel mensen hebben denk ik een te ‘zwaar’ beeld van data en data-analyse. Het probleem met dit soort woorden is dat ze heel ‘groot’ zijn; je kunt er al je onderbuikgevoelens in kwijt. Een begrip als data roept daardoor vaak angst op en wordt al heel snel neergezet tegenover de menselijkheid van de zorg.” Mensen vergeten daarbij volgens Tamminga dat techniek een heel wezenlijk onderdeel is van de gezondheidszorg. “Denk maar aan instrumenten als een stethoscoop of een MRI-scanner. In die zin is data-analyse simpelweg een nieuwe techniek die je gebruikt om de zorg te verbeteren. Vergeet ook niet: data en data-analyse zijn alomtegenwoordig in ons dagelijks leven. Een bedrijf als Ziggo gebruikt data-analyse om je kijkgemak te verhogen, door je kijktips voor te schotelen op basis van je kijkgedrag. In die zin is er weinig nieuws onder de zon.”

Data-analyse is in die zin simpelweg een vorm van de werkelijkheid uitdrukken, denkt Tamminga. “Aan de hand van cijfers probeer je te duiden hoe het met een wijk gaat. Maar zeg je daarmee alles over die wijk? Nee, natuurlijk niet. Data bieden geen heilige waarheid, en data op wijkniveau doen geen recht aan het individu. Betekent dit dat we data-analyse dan maar helemaal moeten afschrijven? Ook dat is onzin. Zoals elke techniek kent ook data-analyse sterke en zwakke punten. Belangrijk is vooral dat je je bewust bent van die zwakke punten. Ja, als je met data-analyse naar een bepaald probleem kijkt, is de kans groot dat je je blindstaart op bepaalde cijfers die naar boven komen. En dat je daardoor niet meer ziet wat er allemaal wél goed gaat. Maar als je je daarvan bewust bent en goed nadenkt over hoe je dit probleem kunt tackelen, dan kan data een goed middel zijn om overzicht te creëren.”  

Design thinking

Precies om deze reden is data-analyse binnen Smart Start maar één component binnen de onderzoeksaanpak, benadrukt Prüfer. “Een deel van ons onderzoek bestaat uit desk research; over heel veel onderwerpen ís namelijk al heel veel informatie beschikbaar. Neem kindermishandeling; daar is al heel veel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Vaak weten we al heel goed wat de specifieke risicofactoren zijn die in combinatie kunnen leiden tot problemen op gezinsniveau.” De inzichten vanuit desk research en de data-analyse op wijkniveau worden vervolgens gebruikt als input voor zogenoemde design thinking-sessies, schetst Prüfer. “Design thinking is een innovatietechniek waarbij je in meerdere stappen scherp probeert te krijgen wat het onderliggende probleem is en hoe je dit zou kunnen oplossen. Daarbij betrekken we allerlei stakeholders, zoals ouders, leerkrachten, hulpverleners en huisartsen. Juist de combinatie van praktijkkennis en kennis uit data is belangrijk: data kunnen gerichter verzameld worden op basis van de ervaringen in de praktijk, van alle betrokkenen; andersom kan ervaringsdeskundigheid beter onderbouwd worden door data. De data geven dus richting: ze helpen om een probleem beter te begrijpen. Zo komen we, samen met professionals en mensen uit de doelgroep, tot oplossingen op buurt- en wijkniveau die kunnen voorkómen dat er op individueel of gezinsniveau problemen ontstaan. Zo leidde de eerste Smart Start-pilot op een Tilburgse basisschool tot de ontwikkeling van een Team Op Maat, met professionals die leerlingen én ouders op locatie van de school de ondersteuning kunnen bieden ze nodig hebben.”

Blinde vlek

Tamminga vindt de inzet van design thinking een sterk punt van Smart Start, benadrukt hij. “Soms zie je gebeuren dat er vooraf al een heel duidelijke blauwdruk ligt; we gaan dit en dit doen, op die manier. Vervolgens wordt er aan de mensen die het betreft alleen nog maar gevraagd: hoe kunnen we dit het beste implementeren? Dan ben je dus ronduit te laat; de onderliggende afwegingen zijn dan al gemaakt. Het is goed om te zien dat Smart Start al in een vroeg stadium meerdere perspectieven probeert te betrekken bij de ideevorming; juist daardoor kun je recht doen aan het perspectief van het individu, als tegenhanger van het data-perspectief. Maar, zeg ik er meteen bij: het is dan wél belangrijk dat je genoeg verschillende perspectieven betrekt. Dus niet alleen beleidsmakers en onderzoekers aan tafel, maar juist ook ouders, jongeren, en misschien wel een filosoof en een techneut. Idealiter ga je het gesprek met elkaar aan. Wat willen we samen bereiken? De wereld heeft altijd verschillende perspectieven op wat het juiste is. Neem onderbuikgevoelens ook vooral serieus; die vertegenwoordigen vaak een bepaald perspectief dat misschien wel jouw eigen blinde vlek is. Zeker in de zorg is het belangrijk om daar goed bij stil te staan.”

Vallen en opstaan

Prüfer benadrukt nogmaals dat het Smart Start niet te doen is om het opsporen van individuele gevallen. “We willen vooral meer zicht krijgen op welke combinatie van factoren grotere risico’s vormen voor kwetsbare gezinnen, zodat daar in het beleid rekening mee kan worden gehouden. Als je al vroeg investeert in goed onderwijs en in een betere begeleiding van kwetsbare gezinnen, levert dat onder de streep heel veel op. Nu betaalt een kind vaak de rekening van problemen bij ouders. Hoe ethisch is het om te laten gebeuren dat een kind veel ellende meemaakt?” Tamminga denkt ook dat preventie belangrijk is, al plaatst hij wel een filosofische kanttekening. “Natuurlijk is het belangrijk om excessen en grote problemen te voorkomen door er vroeg bij te zijn, maar tegen welke prijs? Het leven is helaas niet maakbaar, dus er zal altijd iets misgaan. De vraag is daarom bij elke preventieve maatregel wat we precies inleveren om iets te voorkomen.” 

Menselijk contact

Ten slotte wil hij Smart Start meegeven: focus je niet op de data-analyse alléén. “Uiteindelijk draait zorg niet om data en cijfers, maar om menselijk contact; om de relatie die twee mensen met elkaar aangaan. Maak vooral gebruik van de inzichten die de data-analyse oplevert, maar verlies het persoonlijke en het unieke niet uit het oog.”

Smart Start: kansen creëren door het combineren van data en kennis

Op basis van data, kennis en design thinking ontwikkelt het programma Smart Start oplossingen voor sociale vraagstukken; vraagstukken die kinderen raken, en die vragen om collectieve, preventieve oplossingen. Op die manier wil Smart Start ieder kind gelijke ontwikkelkansen bieden, en voorkomen dat kinderen met problemen te maken krijgen die professionals al lang zien aankomen of dat problemen erger worden. Onder data verstaat Smart Start data van bijvoorbeeld het CBS, maar ook inzichten uit onderzoeken. En onder kennis verstaat het programma de ervaringen, kennis en ideeën die mensen inbrengen; van ouders tot jongeren, van professionals tot beleidsmakers, van ontwerpers tot ondernemers.

Samen werken aan een goede start

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat álle kinderen zonder achterstanden aan de basisschool beginnen? Om die vraag draait het onderzoek Smart Start, dat dit najaar wordt uitgevoerd in de gemeente Goirle. Doe ook mee! En draag zo bij aan een goede toekomst voor de kinderen binnen onze gemeente.

Op de basisschool leggen kinderen een belangrijke basis voor de rest van hun leven. Hier leren ze lezen, schrijven en rekenen. Ook leren ze hier samenwerken met andere kinderen. En vaak sluiten ze op school ook hun eerste vriendschappen.

Achterstand

De meeste kinderen doen het hartstikke goed. Maar helaas beginnen niet alle kinderen met evenveel kansen. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld een kleine of grote taalachterstand. Of ze kampen op een andere manier met problemen die hun ontwikkeling in de weg zitten; ze kunnen bijvoorbeeld op sociaal vlak niet goed meekomen, of er is thuis iets aan de hand.

Om deze kinderen te helpen hun achterstand in te lopen, kan de gemeente extra ondersteuning inzetten. Het gaat dan bijvoorbeeld  om een extra dagdeel kinderopvang of om specifieke ondersteuning. Maar de kinderen die dat nodig hebben, komen niet altijd bij die extra ondersteuning terecht. Dat kan zijn omdat hun problemen niet gezien worden, óf omdat ouders geen gebruik willen of kunnen maken van kinderopvang.

Daarom starten we dit najaar met de pilot Smart Start. Hiermee willen we onderzoeken hoe we de ontwikkelkansen van kinderen kunnen vergroten. Ook wil de gemeente in kaart brengen waarom ouders wel of niet voor kinderopvang kiezen. En of het aanbod van opvang in Goirle voldoende aansluit bij de behoeftes en wensen van kinderen en hun ouders/verzorgers.

Digitale vragenlijst

Begin september krijgen álle gezinnen met jonge kinderen een brief van de gemeente. In die brief staat een uitnodiging om deel te nemen aan dit belangrijke onderzoek. Via de QR-code of de link in de brief kunt u een digitale vragenlijst invullen. De vragen gaan onder meer over hoe u aankijkt tegen verschillende vormen van kinderopvang, en over de ontwikkeling van uw kind.  

Goed om te weten: de vragenlijst wordt volledig anoniem verwerkt door een onderzoeksbureau. De onderzoekers delen alleen de resultaten met de gemeente; de gemeente krijgt uw antwoorden niet te zien. Uw privacy is dus altijd gewaarborgd.

Goede start

Met de uitkomsten van deze vragenlijsten gaat de gemeente vervolgens aan de slag. Samen met ouders/verzorgers en mensen uit de opvang en het onderwijs gaan we praten en nadenken. Hoe kunnen we de ontwikkelkansen van jonge kinderen verder verbeteren? En hoe kunnen we extra ondersteuning voor die kinderen die het nodig hebben aantrekkelijker maken voor ouders? Zo zorgen we er samen voor dat straks élk kind in Goirle een goede start kan maken op de basisschool.

Juiste ondersteuning

Ook wethouder Piet Poos (Jeugd) benadrukt hoe belangrijk het is dat alle kinderen de beste kansen krijgen op een goede toekomst. “We willen dat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien in een prettige thuissituatie, en dat ze zich goed kunnen ontwikkelen op school. Maar we weten ook, dat sommige kinderen al een achterstand hebben nog voordat ze een voet over de drempel van de basisschool gezet hebben. Om deze kinderen tóch de kans te bieden op de best mogelijke ontwikkeling, is het belangrijk dat ze op tijd de juiste ondersteuning krijgen.”

Doe mee!

Om een goed beeld te krijgen van de situatie in Goirle, is het belangrijk dat zoveel mogelijk ouders en verzorgers meedoen aan dit onderzoek. Dus óók als uw kind het goed doet en al gebruikmaakt van een vorm van kinderopvang. Doe daarom mee!

GGD publiceert Beleidsmonitor Jeugd 2019

Werken met data is natuurlijk niet nieuw. Smart Start-partners Centerdata en GGD Hart voor Brabant hebben veel ervaring met het verzamelen en analyseren van data. In opdracht van de Regio Hart van Brabant stelt bijvoorbeeld de GGD al een aantal jaren een regionale beleidsmonitor Jeugd samen. Elk jaar kiest de GGD voor een andere combinatie van onderzoeksmethodieken, om de doelstellingen uit de Koers Samen met de Jeugd te kunnen meten. Vorig jaar is er bijvoorbeeld gewerkt met storytelling (waarbij verhalen werden opgehaald bij professionals) en de effectencalculator. Dit jaar, 2020, lag de focus voornamelijk op het in beeld brengen van bestaande bronnen en registraties in combinatie met het ophalen van ervaringen van ouders en jeugdigen via cliëntenraden. Sinds vorig jaar zijn er dashboards beschikbaar die de kwantitatieve data in beeld brengen, waardoor de trends beter zichtbaar zijn.

‘Data leidt tot verhelderende inzichten’

Toen het kabinet op zondag 15 maart aankondigde dat de basisscholen per direct dicht zouden gaan vanwege de coronacrisis, kwamen we meteen met alle directeuren binnen ons schoolbestuur Xpect Primair bij elkaar – op veilige afstand uiteraard. Hoe nu verder? Op maandagochtend ontmoette ik vervolgens mijn schoolteam; alle leraren en ondersteuners. Het was mooi om te zien hoeveel energie er vrijkwam. Binnen twee dagen hadden we alle ouders geïnformeerd en het online onderwijs op afstand ingericht. Daar waren we best trots op. 

Inmiddels is de situatie weer enigszins ‘back to normal’. Wat deze coronaperiode ons tot nu toe heeft opgeleverd, is dat we zijn gaan inzien dat online onderwijs goed kan werken. Voor sommige leerlingen bleek het thuisonderwijs zelfs een verademing: leren in een prikkelarme omgeving, in je eigen tempo en volgens je eigen structuur. Dat zijn wel lessen die we op ‘mijn’ school, De Bloemaert in Tilburg, meenemen richting de toekomst. Een leerling van groep 3 volgde – ook nadat de scholen weer deels open gingen – nog wat langer thuisonderwijs, omdat beide ouders tot een risicogroep behoren. Ik zag met eigen ogen hoe deze leerling op afstand actief meedeed met de lessen op school. Voor zijn gevoel zat hij gewoon ‘in de klas’, samen met de andere kinderen.

Wat we medio maart ook meteen zijn gaan doen: elke dag nauwkeurig bijhouden in Excel wat er gebeurde in de scholen. Hoeveel leerlingen zijn er met klachten? Hoeveel leraren? En, toen de scholen weer deels opengingen: hoeveel kinderen worden er alsnog thuisgehouden? Deze en andere data legden we vast voor alle scholen binnen ons bestuur en bespraken we op stedelijk niveau. Daardoor hadden en hebben we goed zicht op trends op bepaalde scholen en in bepaalde wijken. Zo bleek uit de cijfers dat, nadat leerlingen vanaf 11 mei weer deels naar school mochten, in sommige wijken veel kinderen tóch nog thuis werden gehouden. Dit soort trends konden aanleiding zijn voor nader onderzoek. Waarom houden ouders hun kinderen tóch thuis? En wat kunnen we daar eventueel aan doen? 

Een mooi voorbeeld van hoe data kunnen leiden tot inzichten, en hoe ze de aanleiding kunnen vormen voor nader onderzoek en goede gesprekken met ouders. Precies zoals we dat ook met Smart Start beogen. Goed bijgehouden data kunnen leiden tot diepere inzichten en zo nodig tot concrete actie. Op die manier zorgen we ervoor dat leerlingen de kansen krijgen die zij verdienen. 

De afgelopen periode de mensen in het onderwijs, de gemeente Tilburg en partners als Sterk Huis en de GGD ontzettend hard gewerkt om ervoor te zorgen dat het onderwijsproces zoveel mogelijk ‘gewoon’ door kon gaan. Deze zomer maak ik zelf de overstap van Xpect Primair naar de gemeente Tilburg.  Vanuit mijn nieuwe rol binnen het Team Sociaal van de gemeente blijf ik wel actief als projectleider Smart Start. Ook de komende tijd blijf ik met heel veel plezier en energie werken aan een inspirerende en bovenal veilige onderwijsomgeving, met het belang van de leerlingen voorop.

Teun Brand 

Projectleider Smart Start