kind bouwt blokken als symbool voor kansen bouwen

Objectieve data-analyse voor effectievere jeugdzorg

Om het leven van burgers te verbeteren maken steeds meer gemeenten gebruik van data in het sociaal domein. Dat klinkt prachtig op papier, maar wérkt het ook? Met het programma Smart Start onderzoeken meerdere organisaties in de regio Hart van Brabant samen hoe een combinatie van data-analyse, kennis en design thinking kan worden ingezet om risico’s binnen gezinnen voortijdig te signaleren. Het doel: de jeugdzorg effectiever én goedkoper maken.

In 2018 stegen de kosten in het sociaal domein met 4,2 procent ten opzichte van 2017. De Jeugdhulp bleek daarbinnen – met 12,1 procent – de grootste stijger. Sinds gemeenten in 2015 verantwoordelijk werden voor de jeugdzorg stegen de uitgaven – uitgedrukt per jongere tot 18 jaar – zelfs met bijna 42 procent, zo bleek eind 2019 uit het onderzoek De rekening opgemaakt! van VNG, Divosa en het Netwerk Directeuren Sociaal Domein. Om de uit de pan rijzende kosten te beteugelen, kijken steeds meer gemeenten en andere partijen binnen het sociaal domein met interesse naar alle ontwikkelingen rondom data en datagedreven werken. Gerichte analyse van eigen en open data kan helpen om de zorg effectiever en goedkoper te maken, zo is de gedachte.

Problemen voorkomen

In de regio Hart van Brabant sloegen in 2018 Sterk huis, Centerdata, Data Science Center Tilburg en de Regio Hart van Brabant de handen ineen binnen het programma Smart Start. Centrale vraag: in hoeverre is het mogelijk om, op basis van grote hoeveelheden gegevens en gerichte data-analyse, complexe problemen bij kinderen en gezinnen vroegtijdig te signaleren? Veel problemen zijn namelijk te voorkomen, vertelt bestuurder Lian Smits van hulpverleningsinstantie Sterk Huis in Goirle. “Als kinderen bij ons terechtkomen, spelen er vaak al veel langer problemen. Het frustreerde ons in toenemende mate dat we niet al veel eerder zicht hadden op gezinnen waarbinnen mogelijk problemen gaan ontstaan. Zodat we ook eerder hulp kunnen bieden. Het zou onze hulpverlening veel effectiever maken als we al eerder, preventief, zouden kunnen ingrijpen.”

Kleur

Langzaam ontstond het idee dat gerichte analyse van data zou kunnen helpen om risicofactoren sneller te identificeren, schetst Lian Smits. “Als je weet welke elkaar versterkende factoren een rol spelen bij het ontstaan van problemen, kun je daar op wijkniveau op inspelen. Een voorbeeld? De combinatie van armoede en GGZ-problematiek bij ouders, leidt vaak tot problemen op gezinsniveau. Denk bijvoorbeeld aan stress en conflicten thuis. Open beschikbare data – zoals dus cijfers over armoede en over de mate waarin mensen een beroep doen op de geestelijke gezondheidszorg – leveren gecombineerd een bepaald beeld op wijkniveau op.”

Zo ontstonden langzaam de contouren van de Smart Start-aanpak. Datascientists analyseren de beschikbare data over een vraagstuk, een vindplaats en/of een gemeente, en combineren hun inzichten met die uit wetenschappelijk onderzoek en met de ervaringen en kennis van professionals en ouders. Bij welke signalen kun je al iets betekenen? En soms ook: moet je iets betekenen? Om te voorkomen dat een probleem groter wordt. En: wat werkt en bij welke groep? Ten slotte worden deze inzichten gebruikt om, via de ontwerpmethode design thinking, te komen tot modelaanpakken. In de loop der tijd worden deze aanpakken steeds bijgestuurd en aangepast, schetst Smits. “We gebruiken wat we al weten om de ‘kleur’ van een wijk te bepalen en de basis op scholen en in wijken te versterken. Via design thinking ontwerpen we vervolgens stapsgewijs oplossingen die niet alleen vernieuwend, maar ook duurzaam zijn.”

Collectieve aanpak

Die oplossingen richten zich uitdrukkelijk niet op het niveau van individuele kinderen en gezinnen, benadrukt Smits meermaals. “Wat we zeker níet doen, is stempeltjes zetten op individuele gevallen. Smart Start draait nou juist om de verschuiving van een individuele en probleemgestuurde aanpak naar collectief en preventief ingrijpen. Een voorbeeld van een collectieve maatregel? Veel problemen bij kinderen vloeien voort uit een scheiding van hun ouders. In wijken met extreem veel echtscheidingen, kun je groepssessies organiseren waar kinderen – uiteraard met goedkeuring van de ouders – terecht kunnen met vragen. Als je kinderen de kans geeft om hun verhaal te doen, kun je vaak voorkomen dat ze zélf in de problemen komen.”

Kwetsbare gezinnen

De Smart Start-aanpak wordt beproefd in meerdere pilots. De eerste pilot, op een basisschool in de Tilburgse wijk Korvel, leverde inzichten en ideeën voor collectieve maatregelen op, zoals een Team op Maat dat inmiddels ruim een jaar binnen de school ervaringen op doet. En het idee van intensieve samenwerking van de school met de wijk, dat nu verder wordt uitgewerkt. Inmiddels vond ook een tweede Smart Start-pilot plaats; in de gemeente Heusden. Díe pilot richtte zich specifiek op het voorkomen van uithuisplaatsingen, schetst beleidsmedewerker sociaal domein Anne-Lieke Piggen. “Als gemeente hebben we de ambitie uitgesproken om kinderen zoveel mogelijk thuis te laten opgroeien en het aantal uithuisplaatsingen zoveel mogelijk terug te dringen. De pilot van Smart Start bood ons de mogelijkheid om, op basis van de analyse van grote hoeveelheden administratieve data van het CBS te analyseren welke risicofactoren een rol spelen. Welke gezinnen zijn extra kwetsbaar? En hoe kunnen we juist deze gezinnen beter – preventief – ondersteunen?”

Afpellen

Data-analyse bracht aan het licht dat vooral éénouderhuishoudens van een moeder met een of meer kinderen kwetsbaar zijn; al helemaal als de moeder geen werk heeft, jonger dan 30 was toen ze haar eerste kind kreeg, en als het gezin in een huurwoning met huurtoeslag woont. “Objectieve data-analyse helpt om je onderbuikgevoel te kunnen onderbouwen”, schetst Anne-Lieke Piggen. “Over welk type gezin hebben we het nou? Op basis van die informatie is het pilotteam de problematiek vervolgens verder gaan afpellen. Via interviews zijn we gaan onderzoeken waarom juist déze gezinnen een verhoogd risico lopen op een uithuisplaatsing. En hoorden we van moeders dat ze heel graag eerder geholpen, gehoord en gezien waren. In een aantal designsessies zijn we gaan nadenken over de vraag hoe we deze kwetsbare gezinnen beter kunnen ondersteunen, om zo te voorkómen dat ze in de problemen komen. Daaruit kwam een aantal concrete oplossingen, zoals de ambitie om zoveel mogelijk met vaste contactpersonen per gezin te werken. Daar gaan we de komende tijd mee de slag.”

Ook Anne-Lieke Piggen benadrukt: er worden geen individuele gezinnen met een verhoogd risicoprofiel benaderd. “De kracht van Smart Start schuilt denk ik in het feit dat we niet puur naar de kale data kijken, maar dat we die verrijken met creatief denken en zo komen tot collectieve, preventieve maatregelen. Zonder deze pilot waren we denk ik blijven hangen in bestaande standaard­programma’s voor kwetsbare jonge ouders. Nu kunnen we de hulpverlening beter laten aansluiten op de hulpbehoefte.”

Drijfveer

Een project als Smart Start is broodnodig, benadrukt Lian Smits tot besluit. “We horen het zo vaak van ouders: ‘Had ons maar eerder geholpen’. Voor mij is dat een enorme drijfveer; door beter te kijken naar een wijk, kunnen we zóveel persoonlijk leed voorkomen… We moeten mensen niet te lang in de kou laten staan. Smart Start biedt daarvoor tal van handvaten. De komende tijd gaan we dat in meerdere vervolgpilots verder onderzoeken.”