In Nederland groeit één op de twaalf kinderen op in armoede. Deze ruim 300.000 kinderen hebben geen onbezorgde jeugd. Ze krijgen de dagelijkse stress, spanning en zorgen van hun ouders mee. Ze kunnen niet meepraten met vriendjes over leuke uitstapjes of mooie cadeaus. Ook voelen ze zich vaak angstig en eenzaam. De financiële zorgen hebben niet alleen invloed op hun jonge levens, maar ook op later: op de ontwikkeling en toekomst van deze kinderen. Vaak nemen ze de problemen mee naar hun eigen volwassen levens. Twee wethouders uit het sociale domein willen deze cirkel van kansenongelijkheid doorbreken.
Heb je zelf als kind met ongelijke kansen te maken gehad?
“Het allermoeilijkste als wethouder in het sociale domein is om je een voorstelling te kunnen maken van de zaken waarover je gaat. Mijn antwoord is dus ‘nee’. Ik groeide op in een stabiel gezin zonder problematiek, in een rustig dorpje. Je inleven in een wereld die ver van je af staat, is ontzettend lastig. Maar het is belangrijk dat je daar wel je best voor doet. Je moet je beseffen dat je makkelijk praten hebt als je geen zorgen hebt over geld, een huis of een gehandicapt kind. Als je openstaat voor ontmoetingen met de mensen om wie het gaat en luistert naar alle verhalen, kom je los van je eigen werkelijkheid en oordelen. Dan weet je voor wie je het doet. Niet voor jezelf, niet voor de gemeenteraad, niet voor de bühne, maar voor deze mensen.”
Jongeren en ouders zijn voor Smart Start onmisbaar, zonder hen kunnen we geen goede oplossingen bedenken en blijven we ‘dweilen met de kraan open’; mensen helpen als de problemen groot zijn in plaats van de problemen te voorkomen.
Wat merken kinderen die in Gilze en Rijen in armoede leven van jouw wethouderschap?
“In Gilze en Rijen vinden wij het belangrijk om te erkennen dat armoede bestaat. En we willen het niet in stand houden. Dat betekent dat we gezinnen die in armoede leven ondersteunen en de juiste faciliteiten bieden, zodat kinderen geen achterstand oplopen en zo min mogelijk last hebben van de geldproblemen. Zo worden kinderen van schoolspullen voorzien via Stichting Leergeld en kunnen ze aan sportieve en culturele activiteiten deelnemen met hulp van het Jeugdfonds Sport & Cultuur.”
“We willen gezinnen op allerlei manieren ondersteunen en ook helpen om uit de armoede te komen. Bijvoorbeeld door mensen nieuwe inzichten te bieden via Stichting Budgetcafé of door iemand aan werk te helpen. Nóg beter is om armoede te voorkomen: wat zijn potentiële risico’s en hoe zorg je ervoor dat een situatie niet escaleert? Door vroegsignalering kunnen we ellende en verdriet voorkomen. Al helpen we – dankzij mijn wethouderschap – maar één kind uit de armoede, dan is dat al grote winst.”
Wat valt je op als je kinderen en ouders over dit onderwerp spreekt?
“Dan pas hoor je wat iemand is overkomen en meemaakt. Veel mensen verstoppen hun problemen. Er is ook moed voor nodig om te zeggen dat het even niet zo goed gaat. Ik wil een cultuur creëren waarin mensen zich veilig en gesteund voelen, zodat ze eerder hun verhaal durven te doen. Daarom zijn die laagdrempelige instanties, zoals het Budgetcafé, ons Dorpsteam en de voedselbank ook zo belangrijk. Plekken waar je gewoon kan binnenlopen en mensen meteen voor je klaarstaan, zonder dat je eerst vijftien formulieren moet invullen.”
Met de Smart Startpilot Gilze en Rijen bieden jullie gezinnen die in armoede leven een ervaringsdeskundige. Waarom is dat belangrijk?
“Iemand die hetzelfde heeft meegemaakt, voelt voor deze gezinnen als ‘one of us’. Het is iemand die de situatie écht begrijpt, waardoor mensen zich sneller op hun gemak voelen en meer delen. De ervaringsdeskundige helpt bij het ontzorgen en ontstressen en treedt ook op als intermediair. Veel professionele organisaties en ook de gemeente vragen soms ingewikkelde dingen, waarbij de ervaringsdeskundige kan helpen. We noemen deze persoon daarom ook wel een ‘vertaler’. Het is iemand die je in je kracht zet, maar ook een schop onder je kont geeft als het nodig is. Iemand die hulp, troost, rust en vertrouwen biedt: een onmisbare basis op weg naar verandering.”
Wat hebben gezinnen die in armoede leven het hardst nodig volgens jou?
“Perspectief. Maar zolang de maand te lang is voor het budget, kun je niet werken aan perspectief. Deze gezinnen hebben dus vooral een basis met rust nodig, om vanuit daar te werken aan een perspectief.”
Je gebruikt liever het woord bestaanszekerheid dan armoede. Waarom?
“Bij bestaanszekerheid gaat het om veel meer dan alleen het inkomen. Het gaat bijvoorbeeld ook om een dak boven je hoofd, om dagbesteding. Met deze term maak je het veel breder en daarmee neemt ook de gezamenlijke verantwoordelijkheid toe. Het is geen opgave van één wethouder of één organisatie, het is iets van ons allemaal. Ook haal je met bestaanszekerheid veel schaamte en drempels weg die bij de term armoede bestaan. Ik weiger om mensen, met al hun talenten en kwetsbaarheden, te reduceren tot één ding: bijvoorbeeld tot hun financiële situatie met het woord minima. Dat is stigmatiserend en doet mensen geen recht.”
Heb je zelf als kind met ongelijke kansen te maken gehad?
“We hadden het thuis niet breed, maar waren zeker niet arm. Ik ben niks tekortgekomen, maar groeide wel op in een omgeving waar niet veel mensen werkten. Ik herinner me kinderen die niet naar verjaardagsfeestjes konden of werden overgeslagen met Sinterklaas. Het ene kind kreeg de grootste cadeaus en het andere kind niks.”
“Mijn ouders stimuleerden onderwijs. Dat was uniek, want in onze buurt heerste de mentaliteit: Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Studeren hoorde daar niet automatisch bij. Wat me uit mijn jeugd persoonlijk is bijgebleven, is dat ik in groep 8 havoadvies kreeg. Hartstikke goed natuurlijk, zeker als dat advies bij je past, maar ik haalde altijd hoge cijfers en was de eerste leerling van onze basisschool met een maximale Cito-score. Het puzzelt me nog steeds waarom ik geen gymnasiumadvies kreeg. Waarschijnlijk door de plek waar ik opgroeide. Mijn ouders kregen te horen: Niemand gaat naar het gymnasium, laten we het haar ook niet te moeilijk maken.”
Wat merken kinderen en gezinnen die in Tilburg in bestaansonzekerheid leven van jouw wethouderschap?
“Veel van deze mensen zijn bezig met overleven in plaats van leven. De problemen beheersen alles. En dan worden ze ook nog eens op een bepaalde manier beoordeeld, bejegend of buitengesloten door de maatschappij.”
“Ik geloof in een samenleving waarin iedereen meedoet. Daar hoort een overheid bij die present is. We moeten naast mensen staan, om hen beter te leren kennen en het juiste te doen. Daarbij draait het om vertrouwen, nabijheid en maatwerk. Je kunt mensen niet over één kam scheren. De redenen waardoor mensen in bepaalde situaties terechtgekomen zijn divers, de oplossingen moeten dus ook divers zijn. Laten we niet langer in hokjes denken, maar aandacht hebben voor ieders talent, zodat iedereen een rol kan pakken in de samenleving. Ieder mens doet ertoe.”
Je hebt een maand in de bijstand geleefd, om te ervaren hoe dit is. Wat is jouw belangrijkste inzicht?
“Dat schaarste enorm je leven beheerst. Ik was aan het eind van de maand heel moe, omdat ik iedere dag bezig was met plannen. Je kon me op de seconde vragen hoeveel geld er nog op mijn rekening stond. Je bent voortdurend aan het puzzelen. Het was ook bizar hoe snel mijn denken veranderde door schaarste. Na drie weken wilde ik mijn post al niet meer openen. Ik hoor het ons zeggen bij de schuldhulpverlening ‘Open je post, bekijk je rekeningen, want kleine schulden lopen snel op’ en toch negeerde ik mijn eigen dichte enveloppen. Dat maakte grote indruk.”
“Het heeft ook enorme indruk gemaakt dat je zo afhankelijk bent van allerlei organisaties. Geweldig dat alle instanties bestaan, maar het is ook een doolhof. Er wordt veel van je gevraagd, echt stapels papierwerk, en je hebt nauwelijks privacy. Je moet altijd en overal je verhaal doen. Hoe integer dat vaak ook gebeurt, je staat toch naakt voor iemand.”
Het herwinnen van autonomie is belangrijk om meer bestaanszekerheid op te bouwen, geven veel ouders aan. Herken jij dit uit jouw bijstandsmaand?
“Veel mensen hebben geen keuze in het eigen handelen. Dat heb ik tijdens mijn bijstandsmaand ook ervaren. Je bent afhankelijk van organisaties en je moet continu nadenken over keuzes die je eigenlijk niet hebt: ga ik wel of niet naar een verjaardag, eet ik gezond of ongezond, waar doe ik boodschappen? Autonomie gaat over zelf aan het stuur staan. De gemeente moet niet beslissen voor inwoners, maar hen zeggenschap geven: Waar wil je over een jaar staan? Hoe kom je daar? Hoe kunnen wij je helpen?Ertoe doen, meetellen en echt gezien worden is belangrijk. Vanuit daar ontstaat vaak weer perspectief.”
Met de Smart Startpilot Tilburg wil je gezinnen meer bestaanszekerheid bieden. Wat vraagt dit van de overheid?
“Nabijheid tonen. Als je de inwoners beter leert kennen, kun je samen goede keuzes maken. We moeten meegaan met onze tijd. De dataverzamelingen vanuit Smart Start helpen ons daarbij. We moeten alle kansen aangrijpen, voor de mensen die verandering zo hard nodig hebben.”