Smart Start en Bureau Suit-case (nu Make Day) organiseren workshop Design Thinking

Op maandag 8 februari 2021 organiseert Smart Start in samenwerking met Bureau Suit-case uit Rotterdam de workshop Design Thinking. De workshop is bedoeld voor mensen die nieuwsgierig zijn naar design thinking en zich mogelijk willen aansluiten bij het regionaal designteam in de regio Hart van Brabant: een netwerk van mensen die designprocessen bij Smart Start-pilots begeleiden.

De workshop Design Thinking is gericht op een belangrijk vraagstuk: Hoe bevorderen we dat kinderen uit groep 8 het schooladvies krijgen dat ze verdienen? Uit onderzoek blijkt dat in een aantal buurten de schooladviezen lager zijn dan we op basis van data zouden verwachten. Een herkenbaar en actueel onderwerp – mede dankzij de documentaire Klassen – dat we goed kunnen belichten met behulp van design thinking.

User-centered mindset

Tijdens de workshop maken de deelnemers kennis met design thinking en welke waarde het toevoegt aan projecten. Daarbij staat een user-centered mindset centraal: hoe bedenk je aan de hand van menselijke inzichten en een iteratieve werkwijze slimme oplossingen?

Huiswerk

De deelnemers gaan aan de slag met genoemde case schooladviezen. Voorafgaand verdiepen ze zich in de inzichten en ervaringen van de doelgroep: ouders, kinderen of leerkrachten. Door interviews en door artikelen en publicaties te lezen.

Met dank aan Suit-case – www.suit-case.nl – voor het kosteloos aanbieden van de workshop Design Thinking.   

Bijeenkomst De Zuidwester: bouwen aan vertrouwen

Door ‘corona’ kon de geplande bijeenkomst van het projectteam Smart Start Pilot Zuidwester, op woensdag 18 november, helaas niet doorgaan op locatie. De online meeting rondom De Zuidwester bood gelukkig een goed alternatief. ’Maar liefst dertig deelnemers gingen met elkaar in gesprek over de vraag hoe de school en haar wijkpartners een vervolg kunnen geven aan de nu al ingezette activiteiten.

Tijdens de opening schetst projectleider Teun Brand namens Smart Start kort de contouren van de bijeenkomst. De Smart Start-pilot op De Zuidwester heeft geleid tot twee concrete innovaties: Team op Maat en – in voorbereiding – het zogenoemde all-in concept. Dit all-in concept, waarbij de school en de wijk zoveel mogelijk samen optrekken met organisaties als de gemeente, GGD, politie en kinderopvang, moet ervoor zorgen dat ouders en kinderen zich gezond en gelukkig kunnen ontwikkelen in de wijk rondom De Zuidwester.

Vertrouwen

Doel van deze bijeenkomst is vooral om elkaar beter te leren kennen en de ambities rondom het all-in-concept verder te verfijnen. Daartoe gaan de deelnemers (vertegenwoordigers van de school, maatschappelijk partners én ouders) na de plenaire opening in vijf groepen uiteen om nader kennis te maken en te komen tot concrete ideeën.

De algehele teneur: er wordt al ontzettend hard gewerkt om van De Zuidwester een school met een wijkfunctie te maken. Tegelijkertijd concluderen veel deelnemers dat er onder veel ouders nog altijd een stevig wantrouwen bestaat richting ‘de instanties’. Dit staat een snelle en effectieve ondersteuning regelmatig in de weg. Te vaak, zo concluderen veel deelnemers, komen instanties pas in beeld bij ouders zodra er iets misgaat – waarna het vaak te laat is om écht effectief te helpen. Vaak  ontbreekt het ouders ook simpelweg aan kennis over wat er allemaal aan ondersteuning voorhanden is. Daar komt nog bij dat (geschreven) taal vaak een obstakel is; niet alleen voor ouders met een niet-Nederlandse achtergrond, maar ook voor ouders die het Nederlands wél als moedertaal hebben.

Zichtbaar zijn, óók in goede tijden

Veel winst zou er zijn te behalen door niet alleen in slechte, maar juist ook in goede tijden contact te zoeken met ouders. Op die manier kan de vertrouwensband langzaam groeien, wordt de zichtbaarheid van individuele medewerkers groter, en weten ouders beter op wie ze bij problemen kunnen terugvallen. Een voorbeeld is het eerder genoemde Team op Maat, dat er -samen met de GGD- voor zorgt dat ondersteunende professionals tegenwoordig regelmatig op het schoolplein in gesprek gaan met ouders. Welke zorgen hebben ze? En hoe zouden de school en andere instanties hierbij kunnen helpen? Juist door al vroeg in gesprek te gaan en te blijven, kunnen (dreigende) problemen snel worden gesignaleerd en aangepakt en krijgen instanties een gezicht.

Ook de politie zou vaker aanwezig kunnen zijn op school, juist ook als er niks aan de hand is. Op die manier doorbreek je de associatie met ‘slechte zaken’ en wordt de wijkagent een laagdrempelig aanspreekpunt voor kinderen als zij zich niet fijn voelen in de wijk. Een aanvullend idee is de ontwikkeling van een lespakket om kinderen kennis te laten maken met het werk van de politie. Het idee van gastlessen kunnen ook andere wijkpartners én ouders vorm geven. Het mes snijdt in het laatste geval aan twee kanten. Voor de kinderen een zinvolle gastles en voor de school uitvoering geven aan het thema ouderparticipatie 3.0.  

Betere verbinding

Verder wordt ook een betere verbinding tussen kinderdag­verblijf (Kindercrèche Zuid en Korveltuin), naschoolse opvang (Korveltuin) en school genoemd als manier om al in een vroeg stadium het vertrouwen van ouders te winnen en door te geven. Een ‘warme’ overdracht tussen kinderopvang en school is belangrijk. Een filmpje waarin alle wijkpartners kort worden geïntroduceerd, kan daarbij een handig hulpmiddel zijn.

Om met de school de wijk in te kunnen gaan en om de wijk de school binnen te halen, zou de school ouders vanuit hun eigen talent en expertise een gastles kunnen laten verzorgen of een project laten leiden. Ook zou de school ouders en kinderen meer kunnen betrekken bij initiatieven in de wijk, zoals het opruimen van zwerfafval of het aanbrengen van kerstversieringen. En verder zijn er wijkgerichte online platforms waar wijkbewoners en professionals elkaar zouden kunnen vinden en informatie kunnen uitwisselen.

Kloof verkleinen

Ook de medezeggenschapsraad kan een rol spelen bij het verkleinen van de kloof tussen de school en de wijk aan de ene, en ouders aan de andere kant. In de praktijk van onder andere het Team op Maat blijkt dat als ouders het beleid en de bijbehorende procedures en trajecten beter snappen, ze ook meer begrip tonen. Verder wordt het aanbieden van taallessen via school genoemd als optie om de taalbarrière te dichten.

Een laatste suggestie is om te kijken of er wellicht ouders zijn die hun ervaringen rondom schulden en/of stress willen delen. Zulke reflectie kan helpen om het taboe op het bespreken van spanningen en problemen te doorbreken.

Investeer in de onderlinge verbinding

Ten slotte: ook aan de onderlinge verbinding binnen het ondersteunende netwerk van instanties kan nog het nodige worden verbeterd. Er is heel veel hulp en ondersteuning beschikbaar, maar veel professionals weten elkaar (nog) niet goed genoeg te vinden in de buurt rondom de school.

Een suggestie is om te zorgen voor een ‘smoelenboek’, waarin – over de grenzen van de individuele instanties heen – alle betrokken professionals staan genoemd met hun expertise, contactgegevens en (voor optimale herkenbaarheid) een foto. Ook het belang van online bijeenkomsten als deze wordt meerdere malen onderstreept: juist in coronatijd kan het helpen om elkaar regelmatig op deze manier te ontmoeten. Zo blijf je bouwen aan het netwerk en de onderlinge verbinding en voorkom je dat initiatieven verwateren.

Hoe nu verder?

Al met al zijn de ervaringen positief; zowel van de betrokken professionals als van ouders en kinderen. Ook in deze coronatijd zetten we de schouders eronder en gaan we zowel online als offline door met de ontwikkeling van de wijk voor de kinderen.

Thuis Aan Tafel Armoede

studenten versterken Smart start

In deze bijzondere tijden waarin evenementen wat lastiger te organiseren zijn willen wij met ‘Aan Tafel’ toch blijven verbinden. Dat doen we door Thuis Aan Tafel! Samen met het kennisnetwerk SJS (Samenwerkende Jeugdzorg Specialisten) organiseren we ‘Aan-tafel’ – sessies voor Jeugdprofessionals, maatschappelijke partners, docenten en studenten. Normaal gesproken op locatie, maar nu via online webinars.

Smart Start bij Thuis aan Tafel

In Nederland leven 110.000 kinderen in langdurige armoede. Ook Vivian Jacobs van Smart Start komt met schokkende feiten. Ze vertelt over het programma en de gedachte erachter: “In deze datagedreven samenleving weten we in welk type huishoudens problemen ontstaan. Waarom wachten tot het uit de hand loopt? Laten we gebruiken wat we weten, aan data, kennis en ervaringen.”

Smart Start wil verdriet en ellende voorkomen, maar bijvoorbeeld ook stijgende kosten voor jeugdzorg. “Het begint altijd met een vraagstuk, bijvoorbeeld hoe kunnen we uithuisplaatsingen voorkomen?” Een deel van het antwoord ligt in data, in onderzoeksresultaten, wetenschappelijke inzichten. Maar ook verhalen van betrokkenen zelf dragen bij. Samen met de doelgroep tot een creatieve oplossing komen, is dan ook een van de onderdelen van design thinking, de methode die Smart Start hanteert.

Gevolgen voor kinderen

Onderzoeker Bernadette Janssen (Sterk Huis en Tranzo) vertelt over de effecten van armoede op de ontwikkeling van kinderen. Ze schetst hoe financiële problemen vaak van generatie op generatie worden doorgegeven. Geldzorgen maken het ook lastig een goede opvoeder te zijn. Kinderen lijden in stilte, schamen zich en maken zich zorgen om de financiële situatie thuis. Dat heeft een negatieve invloed op hun schoolprestaties, terwijl ze toch al minder kansen en mogelijkheden hebben. Wat helpt, is investeren in goed onderwijs.

Kansrijk ontwikkelen

Tot slot een voorbeeld van Smart Start in de praktijk. Aan het woord is Lenneke Hendriks, projectleider van Smart Start in Gilze en Rijen. Ze vertelt over de pilot De Voedselbank. Het vraagstuk was: hoe kunnen kinderen die opgroeien in armoede, zich zo kansrijk mogelijk ontwikkelen? Geanonimiseerde data van Voedselbankklanten boden interessante inzichten. Zo kregen relatief veel cliënten voor hun 25e hun eerste kind. Ook blijken life events zoals een scheiding vaak tot armoede te lijden. Verder deden cliënten meer dan anderen een beroep op jeugdhulp en bleken klanten vaker dan verwacht te behoren tot ‘de werkende armen’: wel een baan, weinig inkomen.

Duohulp is een van de acht oplossingen waarvoor Gilze en Rijen, samen met de doelgroep, heeft gekozen. Naast de professional wordt ook een ervaringsdeskundige ingezet. Studenten van Fontys Pedagogiek zijn betrokken bij de effectmeting van de pilot. Wat Lenneke is bijgebleven uit de gesprekken met moeders en kinderen is een gebrek aan autonomie. Een van hen zei: “Armoede gaat in je hoofd zitten. Kansen zijn er dan niet meer voor jou. Alleen voor anderen.”

Team op Maat: snel schakelen bij problemen

Basisschool De Zuidwester, in het hart van de Tilburgse wijk Korvel, worstelde lange tijd met de onevenwichtige opbouw van de wijk en met de complexe problematiek bij een aantal gezinnen in de wijk, die ook de school ‘in komt’. De eerste Smart Start-pilot leidde onder meer tot de ontwikkeling van Team op Maat: een intern begeleidingsteam, met mensen van binnen en buiten de school, dat snel kan schakelen zodra zich problemen voordoen bij kinderen. En dat risico’s op problemen herkent, zodat zij kunnen helpen om erger worden te voorkomen. Hoe zijn de eerste ervaringen van en met dit team? En: hoe ziet de gedroomde toekomst van de school en het team eruit?

Uit de wijktoets Tilburg blijkt dat een gedeelte van de bewoners van de Tilburgse wijk Korvel veel uitdagingen kent. Zo is het percentage bewoners onder de armoedegrens hoger dan gemiddeld, kent de wijk relatief veel bijstandsgerechtigden, zijn er veel echtscheidingen én kampt de wijk met verslavingsproblematiek. Een combinatie van deze risicofactoren kan bij kinderen leiden tot complexe problemen en achterstanden.

Dat merken ze ook op De Zuidwester, een echte buurtschool. Door deze problemen was de balans tussen didaktiek en pedagogiek soms zoek, schetst Intern Begeleider Claire Schilte, die zelf jarenlang voor de klas stond. “Je voelt je als leerkracht machteloos als je afhankelijk bent van hulpverleners om het kind verder te helpen. Zeker als het lang duurt voordat er wordt ingegrepen; er zaten veel schakels tussen mij als leerkracht en de hulpverlening, waardoor het een tijd duurde voordat er werd doorgepakt. We waren op een gegeven moment zoveel bezig met problematiek bij leerlingen, dat het onderwijs in de knel kwam. Erg jammer, want met gerichte hulp zouden de meeste kinderen veel verder kunnen komen.” Volgens schooldirecteur Andy de Graaf hebben leerkrachten zeker wel de expertise om kinderen met problemen te helpen. “Maar de problematiek was en is hier vaak gewoon te groot en complex voor mensen die zich vooral met onderwijs bezig zouden moeten houden.”

Gespecialiseerd team

In 2018 vond op De Zuidwester, juist vanwege het specifieke profiel van de wijk en de school, de eerste Smart Start-pilot plaats. Na interviews met ouders, leerkrachten en partners in de wijk luidde de conclusie dat er meer expertise voor kinderen en gezinnen beschikbaar zou moeten zijn. Dat leidde uiteindelijk tot de ontwikkeling van het Team op Maat, waarin – naast Claire – ook gedragscoach Christel Heeren (Sterk Huis) en Medewerker complexe jeugd Marleen Heijmans (Toegang Tilburg) werken.

Volgens Christel kreeg het Team op Maat meer vorm tijdens de Design Thinking-sessies in het kader van Smart Start (eind 2018), maar waren er al eerder plannen voor een soortgelijke aanpak. “We wilden af van die situatie waarin de school voortdurend brandjes aan het blussen was. Al snel realiseerden we ons dat een gespecialiseerd team uitkomst zou kunnen bieden; met teamleden die het speelveld kennen, snel schakelen met ouders en andere professionals en die meteen dóór kunnen pakken. Vanuit de gemeente kregen we de ruimte om zo’n team op te zetten. ‘Kijk maar wat nodig is om ervoor te zorgen dat het voor de kinderen, en ook voor de leerkrachten rustig wordt’, was de opdracht.”

Opluchting

Het Team op Maat komt met grote regelmaat bijeen. Marleen vertelt hoe een leerkracht signaleerde dat een kind in de klas zich enorm verantwoordelijk voelde voor een ander kind binnen het gezin, met wie het helemaal niet goed ging en dat suïcidaal was. “De ouders waren overbelast en daardoor niet goed bij machte om met de complexe problematiek om te gaan, en ook de gezinstherapeut had het gevoel dat dit haar pet te boven ging. Met als gevolg dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op het gezinslid deels bij het kind kwam te liggen. Dat was voor het kind natuurlijk een veel te grote last om te dragen; de situatie thuis bleek voor beide kinderen onveilig.” Door snel optreden van het Team op Maat werd er uiteindelijk een spoedplaatsing geregeld, blikt Marleen terug. “Met beide kinderen gaat het inmiddels stukken beter, er is in korte tijd meer rust gecreëerd, met onder andere passende behandeling. Ook voor ons was dat een behoorlijk opluchting.”

Argwaan

Het is volgens Andy maar één geslaagd voorbeeld van hoe er, sneller dan voorheen, kan worden geschakeld. “Door de korte lijnen met de hulpverleningsorganisaties is er een enorme vertrouwensband ontstaan. Dat bereik je niet als iemand ver weg achter een bureau zit. Wat het soms wel lastig maakt, is de argwaan die veel ouders nog koesteren richting allerlei instanties. Tegelijkertijd missen ze vaak het zelfvertrouwen en de empowerment om op een goede manier voor zichzelf en hun kind op te komen.” Ook Claire bespeurde in het begin behoorlijk wat argwaan richting de hulpverlening en ook het Team op Maat. “Dat vertrouwen is écht gegroeid. Nu vinden ouders het fijn als Christel video-hometraining geeft en bij hen thuis komt filmen, zodat ze die beelden later samen terug kunnen kijken. “Het is belangrijk dat we ouders meenemen in het proces, want met elkaar kunnen we het kind het beste helpen.” 

De school voelt vaak al snel aan of een kind iets extra’s nodig heeft, vult Christel aan. “Wanneer het kind extra ondersteuning nodig heeft, kan het meer tijd kosten om ouders in dit proces mee te nemen. Uiteindelijk moeten ouders zélf tot de conclusie komen dat verdere hulp nodig is – en dat is vaak lastig als er echt flinke problematiek onder zit. Het is dan goed zoeken naar de balans tussen het tempo van de school en het tempo van de ouders. Hoe geef je beide partijen het gevoel dat hun inbreng belangrijk is?” Waar Christel in het begin 8 uur aanwezig was op school en soms moest ‘zoeken’ naar haar ingangen, zitten haar huidige 12 uur op school inmiddels standaard ‘propvol’. “We weten elkaar als team steeds beter te vinden. Ook ga ik steeds meer outreachend te werk binnen de school: door informele gesprekken met leerkrachten en ouders.”

Vertrouwensband

Uit onderzoek blijkt dat kinderen zich beter ontwikkelen als school en ouders goed samenwerken, vertelt onderwijskundig teamleider Karlijn Dankers van De Zuidwester. “Je wil voorkomen dat je alleen contact hebt met ouders als het niet goed gaat met hun kind of als ze niet tevreden zijn over school. Want in die situatie loop je het risico dat ouders en school tegenover elkaar komen te staan, terwijl je juist graag met ze samen wil werken in het belang van het kind. Daarom is er bij ons op school een start gemaakt met ouderbetrokkenheid 3.0, waarbij we vanaf het begin investeren in de relatie met ouders. Bij rondleidingen voor ouders benadruk ik ook altijd dat we werken volgens het ‘all-in-concept’: dat we korte lijnen hebben met alle betrokken partijen, zoals de VVE, de gezonde-schoolspecialist, het consultatiebureau en de wijkagent. Dat we het belangrijk vinden dat de school en de wijk elkaar versterken en de drempels naar elkaar toe verdwijnen. De afgelopen jaren werden onze grenzen enorm opgerekt; te vaak kwamen we als school op de stoel van hulpverlener terecht. Vaak bleek elkaar kennen het verschil te maken. Nu kunnen we snel schakelen op het moment dat er zorgen zijn.”

Spil in de wijk

Waar staan De Zuidwester en het Team op Maat over vijf jaar? Claire hoopt vooral dat het dan nog vanzelfsprekender is geworden dat verschillende partners in- en uitlopen en gedeelde verantwoordelijkheid dragen. “In de designsessies van Smart Start is dit als een tweede ambitie naast het Team op Maat genoemd. Nu het Team op Maat goed draait, gaan we met dit tweede idee aan de slag: het all-in concept. Neem de wijkagent: daar heb ik nu al een kort lijntje mee. Zeker in deze wijk moet je samen optrekken; als wij weten hoe kinderen de school binnenkomen, kunnen we daar op anticiperen. Samen met alle partners streven we ernaar om kinderen optimaal in beeld te hebben. En verder zou het mooi zijn als we partijen als de politie en de GGD ook eens op leuke en informatieve momenten in onze school kunnen ontvangen.”

Ook Karlijn hoopt dat de school de komende jaren uitgroeit tot de ‘spil in de wijk’. “Een laagdrempelige plek, waar bijvoorbeeld ook de GGD af en toe binnenloopt om voorlichtingsochtenden te verzorgen. En waar ouders geen angst meer kennen om veroordeeld te worden, maar het gevoel hebben: we doen het samen.” De basis voor gerichte ondersteuning ligt er nu, stelt Christel. “Nu moet het nog normaler worden dat kinderen die zorg gaan krijgen, als die nodig is. Dat de wijk meer de school in komt en de school meer de wijk in gaat. En dat de ouders daar vanzelfsprekend een belangrijke rol in hebben, nóg meer dan nu.”

Preventie

Een belangrijk doel van Smart Start is preventie. Andy zou graag zien dat dat de komende jaren meer aandacht krijgt, zowel van het Team op Maat als van het praktiseren van het all-in-concept. De effectmeting die dit schooljaar loopt, met onder andere gesprekken met ouders, leerkrachten en professionals zal daar extra handvatten voor geven, is de verwachting. “In deze coronatijd is het fysieke overleg tussen ons en partijen als ContourdeTwern, de politie en woningbouwverenigingen helaas opgeschort, al kunnen we nog altijd snel schakelen via een groepsapp. In de toekomst hopen we, nog meer dan nu, te kunnen voorkómen dat problemen escaleren.”

Ook Marleen hoopt dat het team erin slaagt om meer te doen aan preventie. “De aandacht gaat nog vaak naar kinderen met de grootste ondersteuningsbehoefte die snel iets nodig hebben. Daar kunnen we nu steeds beter in voorzien. Nu is het zaak om ook in het traject daarvóór al meer te doen.” Meer aandacht voor preventie zorgt ervoor dat leerkrachten nóg meer dan nu vooral aan onderwijs toekomen, benadrukt Karlijn. “Dan kunnen we als school weer doen waar we goed in zijn: kinderen zo goed mogelijk toerusten voor een kansrijke plek in de samenleving.”

City Deal Tilburg challenge: Ieder kind een goede start

Vanaf 27 november organiseert City Deal Tilburg de challenge “Ieder kind een goede start”. Binnen de City Deal Tilburg werken de Gemeente Tilburg, Fontys Hogescholen en Tilburg University samen met als doel om tot een gezamenlijke analyse rondom maatschappelijke opgaven te komen middels wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek. Deze kunnen vervolgens vertaald worden naar ‘best practices’. Hierbij worden studenten en onderzoekers uit beide kennisinstellingen ingezet.

Sociale opgaven rondom leefbaarheid, armoede, schulden, werkeloosheid, samenleven, jeugd, ouderen en eenzaamheid zijn vraagstukken die bekend zijn in diverse Tilburgse wijken. Daarbij worden diverse vormen van ‘sociaal innovatieve wijkaanpak’ in Tilburg toegepast. Voor deze Citydeal is gekozen om focus aan te brengen op “Ieder kind een goede start/toekomst” (leeftijdscategorie van 0-16 jaar).

Smart Start is één van de deelnemers aan de Challenge. Een van de centrale uitdagingen in de Challenge wordt namelijk het tegengaan van kansenongelijkheid in het Tilburgse onderwijs: ‘Ontwikkel een instrumentarium of aanpak waarmee we voorkomen dat kinderen in het Tilburgse onderwijs met een achterstand starten’. Studenten en professionals gaan onder begeleiding van Hackathon Masters op diverse momenten online aan de slag om oplossingen voor dit vraagstuk te bedenken.

De City Deal Tilburg Challenge is een innovatieproject gericht op het scheppen van gelijke kansen voor kinderen. Wij dagen jou uit om concrete oplossingen te bedenken. Doe je mee? Je kunt je nog inschrijven! Kijk voor meer informatie op: www.citydealtilburgchallenge.nl

Test je kennis: Opgroeien en opvoeden in armoede

In Nederland groeien kinderen op in armoede. Welke invloed heeft armoede op het opgroeien, opvoeden, de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen? Tegen welke uitdagingen lopen zij aan en hoe kunnen kinderen en hun ouders hier goed bij ondersteund worden? Test je kennis in de quiz. Bron: NJi

Ga naar de Quiz

Studenten Pedagogiek versterken Smart Start

studenten versterken Smart start

Bij Smart Start werken we doorlopend met studenten. Dit najaar start een samenwerking met de Tilburgse Citydeal, met studenten Fontys en TiU, en ook bereiden we met de universiteit twee I-labs samen voor. Maar we beginnen met zes eerstejaars Pedagogiek van Fontys. In twee groepen gaan zij aan de slag voor de pilots Onderwijs Tilburg, De Zuidwester en Voorkomen kindarmoede in Gilze en Rijen. In laatstgenoemde gemeente doen zij onderzoek onder kinderen. Daarnaast zetten zij zich in voor het programma Smart Start.

Hier stellen zij zich alvast kort voor: “Wij zijn Ashley, Sanne Rubinah, Nikki, Pien, Sanne en Naomi; zes enthousiaste en gemotiveerde eerstejaars Pedagogiek studenten van Fontys Hogeschool Tilburg. Wat wij als team gaan doen is voornamelijk onderzoek en Smart Start ondersteunen in hun doel en helpen met vraagstukken. Dit sluit mooi aan bij onze pedagogische doelen. Wij geloven in het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen en de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties. Smart Start werkt vanuit het perspectief van preventie en dat is een mooi streven waar wij graag ons steentje aan bij willen dragen! Wij zijn blij dat wij deel uit mogen maken van dit bijzondere programma!”

Verplaatsen inspiratiesessie Smart Start

Tot onze spijt hebben we moeten besluiten de inspiratiesessie Smart Start van 13 oktober te verplaatsen. We hadden inmiddels 80 aanmeldingen. De belangstelling is dus groot! De sessie gaat er dan ook zeker komen. Fysiek in 2021, maar achter de schermen zijn we bezig met een online vorm van de inspiratie sessie. Hierover binnenkort meer. Houd onze website en socials goed in de gaten.

Nieuwsgierig naar de vorige inspiratiesessie? Klik hier voor een terugblik

Maatjes gaan in Gilze en Rijen jonge ouders met financiële problemen helpen

Maatjes gaan in Gilze en Rijen jonge ouders met financiële problemen helpen

‘Armoede gaat in je hoofd zitten’

Opgroeien in armoede heeft een enorme impact op de gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen, het effect kan zelfs generaties lang doorwerken. Vandaar dat in Gilze en Rijen voor jonge (vaak alleenstaande) ouders met financiële problemen in Gilze en Rijen ‘duo-hulp’ wordt ontwikkeld.  Van iemand die ooit in hetzelfde schuitje zat. “Arm zijn is veel meer dan het niet-hebben van spullen. De overtuiging dat bepaalde dingen voor jou niet zijn weggelegd, gaat in je hoofd zitten.”

Drie keer per week soep en een boterham als avondeten is het ergste niet. Nooit eens op vakantie gaan evenmin. Wat volgens kinderen wél echt rot is aan armoede, is dat je ouders door hun constante geldzorgen geen aandacht voor je hebben. Dus val je ze maar niet lastig met je kapotte broek, of je schoolproblemen. Voor onderzoeker Bernadette Janssen (Academische Werkplaats Jeugd en Sterk Huis) is het aanpakken van eventuele armoede dan ook altijd onderdeel van de oplossing bij gezinnen met opvoedproblemen. “Als je niet weet of je je kinderen ’s avonds iets te eten kunt geven, of als je bang bent om uit huis gezet te worden, dan sta je constant onder spanning. Ruimte om je kind te helpen bij zijn huiswerk, of even een spelletje te doen, is er dan niet. Kinderen voelen dat haarfijn aan. Die denken: er zijn zaken die belangrijker zijn dan ik. Die overtuiging is funest voor hun eigenwaarde. En die spanningen in het gezin leiden vaak tot andere problemen, soms zelfs tot onmacht, frustraties en onveiligheid. Als je wilt dat deze kinderen later hun kansen kunnen pakken, moet je daar nú iets aan doen.”

Anderen hebben wel geluk

Ook Lenneke Hendriks, beleidsadviseur sociaal domein voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen (ABG) – en projectleider van Smart Start in Gilze en Rijen – herkent het verwoestende effect van armoede op kinderen. “Natuurlijk is het prachtig dat er potjes zijn om ze een laptop of fiets te geven, als daar thuis geen geld voor is. Maar dat zijn slechts doekjes voor het bloeden. Het echte probleem van armoede is dat deze kinderen gaan geloven dat anderen nou eenmaal meer geluk hebben. Die overtuiging staat alle kansen op een succesvolle toekomst in de weg.”

Wethouder Aletta van der Veen van Gilze en Rijen wilde graag ontdekken of data-analyse kan helpen om problemen eerder te ontdekken. “Daarop besloten we binnen Smart Start een pilot te starten. Het idee was om bij alle partners geanonimiseerd gegevens over hun cliënten op te halen en die te koppelen, maar het bleek te ingewikkeld om ze te objectiveren en kwantificeren. Daarom hebben we uiteindelijk microdata ingekocht bij het CBS”, vertelt Lenneke. Uit deze data bleek onder andere dat een groot deel van de klanten van de Voedselbank in de gemeente bestaat uit een eenoudergezinnen of een eenpersoonshuishoudens. Opvallend was ook dat meer dan de helft van de volwassen klanten al voor zijn 25e kinderen had. “Daar konden we wat mee, samen met de kennis uit de onderzoeken naar effecten van armoede onder kinderen.”

Als ik het kan, kan jij het ook

In de designsessies die volgden, de volgende stap in Smart Start-pilots, ontstond het idee om met jonge gezinnen aan de slag te gaan. De groep meedenkers, met ook twee moeders die nauwelijks rondkomen en gebruik moeten maken van de Voedselbank, ontwikkelde een plan voor duo-hulp: een maatje met dezelfde ervaring wordt gekoppeld aan een jonge ouder met (dreigende) geldproblemen. “Centraal staat de overtuiging dat mensen perspectief nodig hebben om uit de problemen te komen. Of te voorkomen dat die problemen groter worden. Iemand die zelf zijn geldzorgen heeft overwonnen, herkent alle valkuilen en emoties, maar biedt ook hoop: als ik het kan, kan jij het ook. Dat helpt vaak veel meer dan wijzen met het vingertje en de regie overnemen.” 

Weg met dat taboe

De inzet van deze ervaringsdeskundigheid vormt een aanvulling op de inzet van hulpverleners. “We willen deze maatjes een opleiding aanbieden, zodat ze leren hun eigen ervaring op een professionele manier in te zetten om anderen te helpen. Het zou goed zijn als hier op landelijk niveau iets voor werd geregeld”, vindt Lenneke. Volgens haar is er zeker animo voor. “Veel mensen die zelf uit de geldzorgen zijn, willen het taboe doorbreken want hoe eerder mensen hulp vragen, hoe beter. Daarmee voorkomen mensen zelf dat andere problemen ontstaan of heel groot worden. Wat dat betreft helpt corona daar wel bij: er zitten nu zoveel mensen in de knel, dat niemand zich meer hoeft te schamen.”

Lenneke hoopt dit jaar nog te starten met het werven van maatjes die ervaringen hebben en kunnen delen. Als ze zijn opgeleid, zouden ze volgend jaar aan de slag moeten kunnen. “In januari gaan we ook meer doen aan vroegsignalering van betalingsachterstanden. Duo-hulp krijgt wat ons betreft een plek binnen onze diensten voor inwoners, en is geen losstaand project. Bij eerste betalingsachterstanden kunnen we direct een maatje inschakelen; hoe eerder, hoe beter. Natuurlijk worden ook de data niet vergeten: bij de start doen we een nulmeting, na zo’n zes en twaalf maanden volgen effectmetingen.”

Al is het er maar ééntje

Zowel Bernadette als Lenneke hopen dat deze hulp voor kinderen een verschil zal maken. Bernadette: “Kinderen die ik bij Sterk Huis jaren geleden als kleuter in de groep had, zie ik nu als moeder terug. Dat raakt me. Het zou zo mooi zijn als het ons lukt om die cirkel te doorbreken, omdat ouders én kinderen gaan geloven in die stap vooruit.” Die hoop drijft ook Lenneke. “Vroeger hoorde ik een jongerenwerker eens zeggen: ‘Als er maar ééntje ziet dat hij een keuze heeft, dan heeft mijn werk zin gehad.’ Dat ben ik nooit vergeten.”

Smart Start geeft kleur aan de wijk

kind bouwt blokken als symbool voor kansen bouwen

Objectieve data-analyse voor effectievere jeugdzorg

Om het leven van burgers te verbeteren maken steeds meer gemeenten gebruik van data in het sociaal domein. Dat klinkt prachtig op papier, maar wérkt het ook? Met het programma Smart Start onderzoeken meerdere organisaties in de regio Hart van Brabant samen hoe een combinatie van data-analyse, kennis en design thinking kan worden ingezet om risico’s binnen gezinnen voortijdig te signaleren. Het doel: de jeugdzorg effectiever én goedkoper maken.

In 2018 stegen de kosten in het sociaal domein met 4,2 procent ten opzichte van 2017. De Jeugdhulp bleek daarbinnen – met 12,1 procent – de grootste stijger. Sinds gemeenten in 2015 verantwoordelijk werden voor de jeugdzorg stegen de uitgaven – uitgedrukt per jongere tot 18 jaar – zelfs met bijna 42 procent, zo bleek eind 2019 uit het onderzoek De rekening opgemaakt! van VNG, Divosa en het Netwerk Directeuren Sociaal Domein. Om de uit de pan rijzende kosten te beteugelen, kijken steeds meer gemeenten en andere partijen binnen het sociaal domein met interesse naar alle ontwikkelingen rondom data en datagedreven werken. Gerichte analyse van eigen en open data kan helpen om de zorg effectiever en goedkoper te maken, zo is de gedachte.

Problemen voorkomen

In de regio Hart van Brabant sloegen in 2018 Sterk huis, Centerdata, Data Science Center Tilburg en de Regio Hart van Brabant de handen ineen binnen het programma Smart Start. Centrale vraag: in hoeverre is het mogelijk om, op basis van grote hoeveelheden gegevens en gerichte data-analyse, complexe problemen bij kinderen en gezinnen vroegtijdig te signaleren? Veel problemen zijn namelijk te voorkomen, vertelt bestuurder Lian Smits van hulpverleningsinstantie Sterk Huis in Goirle. “Als kinderen bij ons terechtkomen, spelen er vaak al veel langer problemen. Het frustreerde ons in toenemende mate dat we niet al veel eerder zicht hadden op gezinnen waarbinnen mogelijk problemen gaan ontstaan. Zodat we ook eerder hulp kunnen bieden. Het zou onze hulpverlening veel effectiever maken als we al eerder, preventief, zouden kunnen ingrijpen.”

Kleur

Langzaam ontstond het idee dat gerichte analyse van data zou kunnen helpen om risicofactoren sneller te identificeren, schetst Lian Smits. “Als je weet welke elkaar versterkende factoren een rol spelen bij het ontstaan van problemen, kun je daar op wijkniveau op inspelen. Een voorbeeld? De combinatie van armoede en GGZ-problematiek bij ouders, leidt vaak tot problemen op gezinsniveau. Denk bijvoorbeeld aan stress en conflicten thuis. Open beschikbare data – zoals dus cijfers over armoede en over de mate waarin mensen een beroep doen op de geestelijke gezondheidszorg – leveren gecombineerd een bepaald beeld op wijkniveau op.”

Zo ontstonden langzaam de contouren van de Smart Start-aanpak. Datascientists analyseren de beschikbare data over een vraagstuk, een vindplaats en/of een gemeente, en combineren hun inzichten met die uit wetenschappelijk onderzoek en met de ervaringen en kennis van professionals en ouders. Bij welke signalen kun je al iets betekenen? En soms ook: moet je iets betekenen? Om te voorkomen dat een probleem groter wordt. En: wat werkt en bij welke groep? Ten slotte worden deze inzichten gebruikt om, via de ontwerpmethode design thinking, te komen tot modelaanpakken. In de loop der tijd worden deze aanpakken steeds bijgestuurd en aangepast, schetst Smits. “We gebruiken wat we al weten om de ‘kleur’ van een wijk te bepalen en de basis op scholen en in wijken te versterken. Via design thinking ontwerpen we vervolgens stapsgewijs oplossingen die niet alleen vernieuwend, maar ook duurzaam zijn.”

Collectieve aanpak

Die oplossingen richten zich uitdrukkelijk niet op het niveau van individuele kinderen en gezinnen, benadrukt Smits meermaals. “Wat we zeker níet doen, is stempeltjes zetten op individuele gevallen. Smart Start draait nou juist om de verschuiving van een individuele en probleemgestuurde aanpak naar collectief en preventief ingrijpen. Een voorbeeld van een collectieve maatregel? Veel problemen bij kinderen vloeien voort uit een scheiding van hun ouders. In wijken met extreem veel echtscheidingen, kun je groepssessies organiseren waar kinderen – uiteraard met goedkeuring van de ouders – terecht kunnen met vragen. Als je kinderen de kans geeft om hun verhaal te doen, kun je vaak voorkomen dat ze zélf in de problemen komen.”

Kwetsbare gezinnen

De Smart Start-aanpak wordt beproefd in meerdere pilots. De eerste pilot, op een basisschool in de Tilburgse wijk Korvel, leverde inzichten en ideeën voor collectieve maatregelen op, zoals een Team op Maat dat inmiddels ruim een jaar binnen de school ervaringen op doet. En het idee van intensieve samenwerking van de school met de wijk, dat nu verder wordt uitgewerkt. Inmiddels vond ook een tweede Smart Start-pilot plaats; in de gemeente Heusden. Díe pilot richtte zich specifiek op het voorkomen van uithuisplaatsingen, schetst beleidsmedewerker sociaal domein Anne-Lieke Piggen. “Als gemeente hebben we de ambitie uitgesproken om kinderen zoveel mogelijk thuis te laten opgroeien en het aantal uithuisplaatsingen zoveel mogelijk terug te dringen. De pilot van Smart Start bood ons de mogelijkheid om, op basis van de analyse van grote hoeveelheden administratieve data van het CBS te analyseren welke risicofactoren een rol spelen. Welke gezinnen zijn extra kwetsbaar? En hoe kunnen we juist deze gezinnen beter – preventief – ondersteunen?”

Afpellen

Data-analyse bracht aan het licht dat vooral éénouderhuishoudens van een moeder met een of meer kinderen kwetsbaar zijn; al helemaal als de moeder geen werk heeft, jonger dan 30 was toen ze haar eerste kind kreeg, en als het gezin in een huurwoning met huurtoeslag woont. “Objectieve data-analyse helpt om je onderbuikgevoel te kunnen onderbouwen”, schetst Anne-Lieke Piggen. “Over welk type gezin hebben we het nou? Op basis van die informatie is het pilotteam de problematiek vervolgens verder gaan afpellen. Via interviews zijn we gaan onderzoeken waarom juist déze gezinnen een verhoogd risico lopen op een uithuisplaatsing. En hoorden we van moeders dat ze heel graag eerder geholpen, gehoord en gezien waren. In een aantal designsessies zijn we gaan nadenken over de vraag hoe we deze kwetsbare gezinnen beter kunnen ondersteunen, om zo te voorkómen dat ze in de problemen komen. Daaruit kwam een aantal concrete oplossingen, zoals de ambitie om zoveel mogelijk met vaste contactpersonen per gezin te werken. Daar gaan we de komende tijd mee de slag.”

Ook Anne-Lieke Piggen benadrukt: er worden geen individuele gezinnen met een verhoogd risicoprofiel benaderd. “De kracht van Smart Start schuilt denk ik in het feit dat we niet puur naar de kale data kijken, maar dat we die verrijken met creatief denken en zo komen tot collectieve, preventieve maatregelen. Zonder deze pilot waren we denk ik blijven hangen in bestaande standaard­programma’s voor kwetsbare jonge ouders. Nu kunnen we de hulpverlening beter laten aansluiten op de hulpbehoefte.”

Drijfveer

Een project als Smart Start is broodnodig, benadrukt Lian Smits tot besluit. “We horen het zo vaak van ouders: ‘Had ons maar eerder geholpen’. Voor mij is dat een enorme drijfveer; door beter te kijken naar een wijk, kunnen we zóveel persoonlijk leed voorkomen… We moeten mensen niet te lang in de kou laten staan. Smart Start biedt daarvoor tal van handvaten. De komende tijd gaan we dat in meerdere vervolgpilots verder onderzoeken.”