Maatjes gaan in Gilze en Rijen jonge ouders met financiële problemen helpen

Maatjes gaan in Gilze en Rijen jonge ouders met financiële problemen helpen

‘Armoede gaat in je hoofd zitten’

Opgroeien in armoede heeft een enorme impact op de gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen, het effect kan zelfs generaties lang doorwerken. Vandaar dat in Gilze en Rijen voor jonge (vaak alleenstaande) ouders met financiële problemen in Gilze en Rijen ‘duo-hulp’ wordt ontwikkeld.  Van iemand die ooit in hetzelfde schuitje zat. “Arm zijn is veel meer dan het niet-hebben van spullen. De overtuiging dat bepaalde dingen voor jou niet zijn weggelegd, gaat in je hoofd zitten.”

Drie keer per week soep en een boterham als avondeten is het ergste niet. Nooit eens op vakantie gaan evenmin. Wat volgens kinderen wél echt rot is aan armoede, is dat je ouders door hun constante geldzorgen geen aandacht voor je hebben. Dus val je ze maar niet lastig met je kapotte broek, of je schoolproblemen. Voor onderzoeker Bernadette Janssen (Academische Werkplaats Jeugd en Sterk Huis) is het aanpakken van eventuele armoede dan ook altijd onderdeel van de oplossing bij gezinnen met opvoedproblemen. “Als je niet weet of je je kinderen ’s avonds iets te eten kunt geven, of als je bang bent om uit huis gezet te worden, dan sta je constant onder spanning. Ruimte om je kind te helpen bij zijn huiswerk, of even een spelletje te doen, is er dan niet. Kinderen voelen dat haarfijn aan. Die denken: er zijn zaken die belangrijker zijn dan ik. Die overtuiging is funest voor hun eigenwaarde. En die spanningen in het gezin leiden vaak tot andere problemen, soms zelfs tot onmacht, frustraties en onveiligheid. Als je wilt dat deze kinderen later hun kansen kunnen pakken, moet je daar nú iets aan doen.”

Anderen hebben wel geluk

Ook Lenneke Hendriks, beleidsadviseur sociaal domein voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen (ABG) – en projectleider van Smart Start in Gilze en Rijen – herkent het verwoestende effect van armoede op kinderen. “Natuurlijk is het prachtig dat er potjes zijn om ze een laptop of fiets te geven, als daar thuis geen geld voor is. Maar dat zijn slechts doekjes voor het bloeden. Het echte probleem van armoede is dat deze kinderen gaan geloven dat anderen nou eenmaal meer geluk hebben. Die overtuiging staat alle kansen op een succesvolle toekomst in de weg.”

Wethouder Aletta van der Veen van Gilze en Rijen wilde graag ontdekken of data-analyse kan helpen om problemen eerder te ontdekken. “Daarop besloten we binnen Smart Start een pilot te starten. Het idee was om bij alle partners geanonimiseerd gegevens over hun cliënten op te halen en die te koppelen, maar het bleek te ingewikkeld om ze te objectiveren en kwantificeren. Daarom hebben we uiteindelijk microdata ingekocht bij het CBS”, vertelt Lenneke. Uit deze data bleek onder andere dat een groot deel van de klanten van de Voedselbank in de gemeente bestaat uit een eenoudergezinnen of een eenpersoonshuishoudens. Opvallend was ook dat meer dan de helft van de volwassen klanten al voor zijn 25e kinderen had. “Daar konden we wat mee, samen met de kennis uit de onderzoeken naar effecten van armoede onder kinderen.”

Als ik het kan, kan jij het ook

In de designsessies die volgden, de volgende stap in Smart Start-pilots, ontstond het idee om met jonge gezinnen aan de slag te gaan. De groep meedenkers, met ook twee moeders die nauwelijks rondkomen en gebruik moeten maken van de Voedselbank, ontwikkelde een plan voor duo-hulp: een maatje met dezelfde ervaring wordt gekoppeld aan een jonge ouder met (dreigende) geldproblemen. “Centraal staat de overtuiging dat mensen perspectief nodig hebben om uit de problemen te komen. Of te voorkomen dat die problemen groter worden. Iemand die zelf zijn geldzorgen heeft overwonnen, herkent alle valkuilen en emoties, maar biedt ook hoop: als ik het kan, kan jij het ook. Dat helpt vaak veel meer dan wijzen met het vingertje en de regie overnemen.” 

Weg met dat taboe

De inzet van deze ervaringsdeskundigheid vormt een aanvulling op de inzet van hulpverleners. “We willen deze maatjes een opleiding aanbieden, zodat ze leren hun eigen ervaring op een professionele manier in te zetten om anderen te helpen. Het zou goed zijn als hier op landelijk niveau iets voor werd geregeld”, vindt Lenneke. Volgens haar is er zeker animo voor. “Veel mensen die zelf uit de geldzorgen zijn, willen het taboe doorbreken want hoe eerder mensen hulp vragen, hoe beter. Daarmee voorkomen mensen zelf dat andere problemen ontstaan of heel groot worden. Wat dat betreft helpt corona daar wel bij: er zitten nu zoveel mensen in de knel, dat niemand zich meer hoeft te schamen.”

Lenneke hoopt dit jaar nog te starten met het werven van maatjes die ervaringen hebben en kunnen delen. Als ze zijn opgeleid, zouden ze volgend jaar aan de slag moeten kunnen. “In januari gaan we ook meer doen aan vroegsignalering van betalingsachterstanden. Duo-hulp krijgt wat ons betreft een plek binnen onze diensten voor inwoners, en is geen losstaand project. Bij eerste betalingsachterstanden kunnen we direct een maatje inschakelen; hoe eerder, hoe beter. Natuurlijk worden ook de data niet vergeten: bij de start doen we een nulmeting, na zo’n zes en twaalf maanden volgen effectmetingen.”

Al is het er maar ééntje

Zowel Bernadette als Lenneke hopen dat deze hulp voor kinderen een verschil zal maken. Bernadette: “Kinderen die ik bij Sterk Huis jaren geleden als kleuter in de groep had, zie ik nu als moeder terug. Dat raakt me. Het zou zo mooi zijn als het ons lukt om die cirkel te doorbreken, omdat ouders én kinderen gaan geloven in die stap vooruit.” Die hoop drijft ook Lenneke. “Vroeger hoorde ik een jongerenwerker eens zeggen: ‘Als er maar ééntje ziet dat hij een keuze heeft, dan heeft mijn werk zin gehad.’ Dat ben ik nooit vergeten.”

Data in de zorg: een goed idee?

‘Neem onderbuikgevoelens vooral serieus’

Het programma Smart Start ontwikkelt oplossingen voor sociale vraagstukken, op basis van data, kennis en design thinking (zie kader onderaan). Het gebruik van data in het sociaal domein, zeker in relatie tot kinderen: bij veel mensen roept het nog altijd een angstbeeld op van stigmatisering en privacyschendingen. Een terechte zorg? Of is de angst voor deze vorm van data overtrokken? We vroegen het twee deskundigen: een data scientist en een zorgethicus.

Schending van privacy, stigmatisering, profiling: Patricia Prüfer, hoofd Data Science van Centerdata in Tilburg (een van de partners binnen Smart Start), kent de bezwaren tegen het gebruik van data in de zorg maar al te goed. “En ik snáp dat op zich ook; als je hoort dat we op basis van data en algoritmes gaan kijken naar zware onderwerpen als uithuisplaatsing en verwaarlozing, dan zou je al snel kunnen concluderen dat we stempeltjes gaan zetten op individuele gezinnen en kinderen.”

Strenge regels

Niets is echter minder waar, benadrukt Prüfer. “Om maar meteen even de techniek in te duiken: binnen Smart Start werken we inderdaad met data op persoonsniveau. Maar: deze zogenoemde ‘microdata’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn áltijd gepseudonimiseerd, wat wil zeggen dat ze onder geen enkele voorwaarde zijn te herleiden tot individuele personen. Het gebruik van deze microdata is sowieso aan strenge regels gebonden. Je kunt niet zomaar alles opvragen; je krijgt pas de beschikking over microdata als je een onderbouwd voorstel kunt indienen over waarom en hoe je deze gegevens wilt gebruiken. Bovendien moet je als indienende instantie beschikken over een machtiging. Als gerenommeerd onderzoeksinstituut heeft Centerdata zo’n machtiging, die óók weer gebonden is aan strenge voorwaarden en eisen op het gebied van veiligheid en privacy.”

Ook de analyse op deze data mag niet worden ‘gedraaid’ op persoonsniveau, schetst Prüfer. “De data-analyse mag alleen plaatsvinden op bijvoorbeeld wijk- of buurtniveau. Door de data op deze manier te analyseren, krijgen we meer zicht op de risicofactoren die in combinatie zouden kunnen leiden tot een ‘giftige cocktail’ van problemen. Die kennis gebruiken we vervolgens om te komen tot collectief, preventief beleid.”

Onderbuikgevoelens

Het gebruik van data in de zorg is nog een vrij onontgonnen gebied, schetst zorgethicus Job Tamminga. “Om te beginnen: veel mensen hebben denk ik een te ‘zwaar’ beeld van data en data-analyse. Het probleem met dit soort woorden is dat ze heel ‘groot’ zijn; je kunt er al je onderbuikgevoelens in kwijt. Een begrip als data roept daardoor vaak angst op en wordt al heel snel neergezet tegenover de menselijkheid van de zorg.” Mensen vergeten daarbij volgens Tamminga dat techniek een heel wezenlijk onderdeel is van de gezondheidszorg. “Denk maar aan instrumenten als een stethoscoop of een MRI-scanner. In die zin is data-analyse simpelweg een nieuwe techniek die je gebruikt om de zorg te verbeteren. Vergeet ook niet: data en data-analyse zijn alomtegenwoordig in ons dagelijks leven. Een bedrijf als Ziggo gebruikt data-analyse om je kijkgemak te verhogen, door je kijktips voor te schotelen op basis van je kijkgedrag. In die zin is er weinig nieuws onder de zon.”

Data-analyse is in die zin simpelweg een vorm van de werkelijkheid uitdrukken, denkt Tamminga. “Aan de hand van cijfers probeer je te duiden hoe het met een wijk gaat. Maar zeg je daarmee alles over die wijk? Nee, natuurlijk niet. Data bieden geen heilige waarheid, en data op wijkniveau doen geen recht aan het individu. Betekent dit dat we data-analyse dan maar helemaal moeten afschrijven? Ook dat is onzin. Zoals elke techniek kent ook data-analyse sterke en zwakke punten. Belangrijk is vooral dat je je bewust bent van die zwakke punten. Ja, als je met data-analyse naar een bepaald probleem kijkt, is de kans groot dat je je blindstaart op bepaalde cijfers die naar boven komen. En dat je daardoor niet meer ziet wat er allemaal wél goed gaat. Maar als je je daarvan bewust bent en goed nadenkt over hoe je dit probleem kunt tackelen, dan kan data een goed middel zijn om overzicht te creëren.”  

Design thinking

Precies om deze reden is data-analyse binnen Smart Start maar één component binnen de onderzoeksaanpak, benadrukt Prüfer. “Een deel van ons onderzoek bestaat uit desk research; over heel veel onderwerpen ís namelijk al heel veel informatie beschikbaar. Neem kindermishandeling; daar is al heel veel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Vaak weten we al heel goed wat de specifieke risicofactoren zijn die in combinatie kunnen leiden tot problemen op gezinsniveau.” De inzichten vanuit desk research en de data-analyse op wijkniveau worden vervolgens gebruikt als input voor zogenoemde design thinking-sessies, schetst Prüfer. “Design thinking is een innovatietechniek waarbij je in meerdere stappen scherp probeert te krijgen wat het onderliggende probleem is en hoe je dit zou kunnen oplossen. Daarbij betrekken we allerlei stakeholders, zoals ouders, leerkrachten, hulpverleners en huisartsen. Juist de combinatie van praktijkkennis en kennis uit data is belangrijk: data kunnen gerichter verzameld worden op basis van de ervaringen in de praktijk, van alle betrokkenen; andersom kan ervaringsdeskundigheid beter onderbouwd worden door data. De data geven dus richting: ze helpen om een probleem beter te begrijpen. Zo komen we, samen met professionals en mensen uit de doelgroep, tot oplossingen op buurt- en wijkniveau die kunnen voorkómen dat er op individueel of gezinsniveau problemen ontstaan. Zo leidde de eerste Smart Start-pilot op een Tilburgse basisschool tot de ontwikkeling van een Team Op Maat, met professionals die leerlingen én ouders op locatie van de school de ondersteuning kunnen bieden ze nodig hebben.”

Blinde vlek

Tamminga vindt de inzet van design thinking een sterk punt van Smart Start, benadrukt hij. “Soms zie je gebeuren dat er vooraf al een heel duidelijke blauwdruk ligt; we gaan dit en dit doen, op die manier. Vervolgens wordt er aan de mensen die het betreft alleen nog maar gevraagd: hoe kunnen we dit het beste implementeren? Dan ben je dus ronduit te laat; de onderliggende afwegingen zijn dan al gemaakt. Het is goed om te zien dat Smart Start al in een vroeg stadium meerdere perspectieven probeert te betrekken bij de ideevorming; juist daardoor kun je recht doen aan het perspectief van het individu, als tegenhanger van het data-perspectief. Maar, zeg ik er meteen bij: het is dan wél belangrijk dat je genoeg verschillende perspectieven betrekt. Dus niet alleen beleidsmakers en onderzoekers aan tafel, maar juist ook ouders, jongeren, en misschien wel een filosoof en een techneut. Idealiter ga je het gesprek met elkaar aan. Wat willen we samen bereiken? De wereld heeft altijd verschillende perspectieven op wat het juiste is. Neem onderbuikgevoelens ook vooral serieus; die vertegenwoordigen vaak een bepaald perspectief dat misschien wel jouw eigen blinde vlek is. Zeker in de zorg is het belangrijk om daar goed bij stil te staan.”

Vallen en opstaan

Prüfer benadrukt nogmaals dat het Smart Start niet te doen is om het opsporen van individuele gevallen. “We willen vooral meer zicht krijgen op welke combinatie van factoren grotere risico’s vormen voor kwetsbare gezinnen, zodat daar in het beleid rekening mee kan worden gehouden. Als je al vroeg investeert in goed onderwijs en in een betere begeleiding van kwetsbare gezinnen, levert dat onder de streep heel veel op. Nu betaalt een kind vaak de rekening van problemen bij ouders. Hoe ethisch is het om te laten gebeuren dat een kind veel ellende meemaakt?” Tamminga denkt ook dat preventie belangrijk is, al plaatst hij wel een filosofische kanttekening. “Natuurlijk is het belangrijk om excessen en grote problemen te voorkomen door er vroeg bij te zijn, maar tegen welke prijs? Het leven is helaas niet maakbaar, dus er zal altijd iets misgaan. De vraag is daarom bij elke preventieve maatregel wat we precies inleveren om iets te voorkomen.” 

Menselijk contact

Ten slotte wil hij Smart Start meegeven: focus je niet op de data-analyse alléén. “Uiteindelijk draait zorg niet om data en cijfers, maar om menselijk contact; om de relatie die twee mensen met elkaar aangaan. Maak vooral gebruik van de inzichten die de data-analyse oplevert, maar verlies het persoonlijke en het unieke niet uit het oog.”

Smart Start: kansen creëren door het combineren van data en kennis

Op basis van data, kennis en design thinking ontwikkelt het programma Smart Start oplossingen voor sociale vraagstukken; vraagstukken die kinderen raken, en die vragen om collectieve, preventieve oplossingen. Op die manier wil Smart Start ieder kind gelijke ontwikkelkansen bieden, en voorkomen dat kinderen met problemen te maken krijgen die professionals al lang zien aankomen of dat problemen erger worden. Onder data verstaat Smart Start data van bijvoorbeeld het CBS, maar ook inzichten uit onderzoeken. En onder kennis verstaat het programma de ervaringen, kennis en ideeën die mensen inbrengen; van ouders tot jongeren, van professionals tot beleidsmakers, van ontwerpers tot ondernemers.

Samen werken aan een goede start

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat álle kinderen zonder achterstanden aan de basisschool beginnen? Om die vraag draait het onderzoek Smart Start, dat dit najaar wordt uitgevoerd in de gemeente Goirle. Doe ook mee! En draag zo bij aan een goede toekomst voor de kinderen binnen onze gemeente.

Op de basisschool leggen kinderen een belangrijke basis voor de rest van hun leven. Hier leren ze lezen, schrijven en rekenen. Ook leren ze hier samenwerken met andere kinderen. En vaak sluiten ze op school ook hun eerste vriendschappen.

Achterstand

De meeste kinderen doen het hartstikke goed. Maar helaas beginnen niet alle kinderen met evenveel kansen. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld een kleine of grote taalachterstand. Of ze kampen op een andere manier met problemen die hun ontwikkeling in de weg zitten; ze kunnen bijvoorbeeld op sociaal vlak niet goed meekomen, of er is thuis iets aan de hand.

Om deze kinderen te helpen hun achterstand in te lopen, kan de gemeente extra ondersteuning inzetten. Het gaat dan bijvoorbeeld  om een extra dagdeel kinderopvang of om specifieke ondersteuning. Maar de kinderen die dat nodig hebben, komen niet altijd bij die extra ondersteuning terecht. Dat kan zijn omdat hun problemen niet gezien worden, óf omdat ouders geen gebruik willen of kunnen maken van kinderopvang.

Daarom starten we dit najaar met de pilot Smart Start. Hiermee willen we onderzoeken hoe we de ontwikkelkansen van kinderen kunnen vergroten. Ook wil de gemeente in kaart brengen waarom ouders wel of niet voor kinderopvang kiezen. En of het aanbod van opvang in Goirle voldoende aansluit bij de behoeftes en wensen van kinderen en hun ouders/verzorgers.

Digitale vragenlijst

Begin september krijgen álle gezinnen met jonge kinderen een brief van de gemeente. In die brief staat een uitnodiging om deel te nemen aan dit belangrijke onderzoek. Via de QR-code of de link in de brief kunt u een digitale vragenlijst invullen. De vragen gaan onder meer over hoe u aankijkt tegen verschillende vormen van kinderopvang, en over de ontwikkeling van uw kind.  

Goed om te weten: de vragenlijst wordt volledig anoniem verwerkt door een onderzoeksbureau. De onderzoekers delen alleen de resultaten met de gemeente; de gemeente krijgt uw antwoorden niet te zien. Uw privacy is dus altijd gewaarborgd.

Goede start

Met de uitkomsten van deze vragenlijsten gaat de gemeente vervolgens aan de slag. Samen met ouders/verzorgers en mensen uit de opvang en het onderwijs gaan we praten en nadenken. Hoe kunnen we de ontwikkelkansen van jonge kinderen verder verbeteren? En hoe kunnen we extra ondersteuning voor die kinderen die het nodig hebben aantrekkelijker maken voor ouders? Zo zorgen we er samen voor dat straks élk kind in Goirle een goede start kan maken op de basisschool.

Juiste ondersteuning

Ook wethouder Piet Poos (Jeugd) benadrukt hoe belangrijk het is dat alle kinderen de beste kansen krijgen op een goede toekomst. “We willen dat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien in een prettige thuissituatie, en dat ze zich goed kunnen ontwikkelen op school. Maar we weten ook, dat sommige kinderen al een achterstand hebben nog voordat ze een voet over de drempel van de basisschool gezet hebben. Om deze kinderen tóch de kans te bieden op de best mogelijke ontwikkeling, is het belangrijk dat ze op tijd de juiste ondersteuning krijgen.”

Doe mee!

Om een goed beeld te krijgen van de situatie in Goirle, is het belangrijk dat zoveel mogelijk ouders en verzorgers meedoen aan dit onderzoek. Dus óók als uw kind het goed doet en al gebruikmaakt van een vorm van kinderopvang. Doe daarom mee!